m 26 MEI 1988 277 voorwaardenscheppend waarmaken, zodat de corporaties daar geza- d menlijk uit zullen komen. Wij hopen dat dat door kan gaan, want n dan komt de vangnetconstructiezoals die in besluitnummer 13 e aan bod komt, mogelijk niet ter discussie. De tijd zal dat uit- a wijzen, want wij weten op dit moment niet wat het zal worden. Op v zich is deze vangnetconstructie zinvol, omdat deze na de toe- n komst toe en als vangnet voor de corporatie van toepassing s blijft. Hetzelfde geldt voor het besluit waar andere inkomsten w aangeboord moeten worden, het waarborgfonds en eventuele meeval- p Iers uit het huurharmonisatiebeleid. Al met al een positie die w nog niet zo riant is. Het verscherpt toezicht zal inzicht moeten z geven op welke manier het verloopt; het zal de raad en het colle- p ge duidelijkheid moeten geven over hoe het saneringsproces ver- i loopt en of de inzet van de corporatie ook volledig gericht is u op dat saneringsproces. Daar gaan wij nu vanuit. Samenvattend: f een hele historie waar wijachteraf ten aanzien van de beslui- w ten van het college, nu met de consequenties worden geconfron- n teerd die wij aanvaarden. Enkele zaken krijgen we van het rijk v mee ten aanzien van de woningwetwoningen waarvoor wij ook onze d verantwoordelijkheid nemen. Voor de corporatie is dit een basis Z om naar de toekomst toe in ieder geval aan de slag te kunnen en d samen met de andere corporaties te komen tot een goed volkshuis- r vestingsbeleid in Breda. g k Mevrouw VAN BERGEN-NIJEHOLT e In dit lijvige voorstel gaat Uw college in zijn overwegingen te- s rug tot het saneringsrapport 1986 van het gemeentelijk woningbe- t drijf. Eigenlijk praten we in de raad al langer over het gemeen- I telijk woningbedrijf en wel vanaf het raadsbesluit van 19 septem ber 1985. Toen besloten we om het woningbedrijf A aan te sluiten D bij de Nationale Woningraad. Daarmee hebben we de basis gelegd w voor de verzelfstandiging van het gemeentelijk woningbedrijf. De g redenen voor verzelfstandiging van het woningbedrijf mogen voor k iedereen hier in de zaal duidelijk zijn, maar wij zien het niet h als een privatisering. Wij verliezen namelijk de zeggenschap. d Dat kan heel goed zijn, maar we blijven voor een heel groot deel aanspreekbaar voor de risico's. In bijna twee commissievergade- p ringen is daar zeer uitgebreid over gesproken. Een groot deel n van wat ik toen heb gezegd mag nagenoeg bekend zijn. Het college is zich zeer bewust van de risico's die we lopen met dit voor- p stel, zoals ze stelt op bladzijde 8: "Het beeld ontstaat volgens p de huidige inzichten, dat er slechts een zeer schraal onderhouds- t beleid mogelijk zal zijn. Op basis van de voorliggende onder- d houdsprognoses en vermogensprognose is een bedrijfseconomisch k zelfstandig functioneren als woningbouwvereniging slechts met g moeite mogelijk." Alleen met een zo groot mogelijke efficiency 0 ten aanzien van onderhoud, klachten bij nieuwbouw en personeels- 1 beleid Is er kans van slagen. Op een nog niet nader aan te geven g termijn zal de corporatie zelfstandig zijn en dan zijn alle ban- t den met de gemeente doorgesneden. Er kan dan geen andere verhou- s ding tot deze corporatie zijn dan tot de overige drie. Ik vraag daarom de wethouder om een toelichting over de passage, die er- 0 gens in het voorstel staat, over "specifieke verantwoordelijk- z heid en daarmee specifieke verplichtingen naar het woningbedrijf te hebben, de dan ontstane corporatie". Ik wijs daarbij, evenals j

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 277