26 MEI 1988 279 is het spanningsveld dat erin zit tussen enerzijds de financiële afwikkeling en anderzijds het volkshuisvestingsbelang. Dit voor- t stel Is met name gebaseerd op het eerste aspect, de financiële c zaken. Op zich komt dit het best tot uitdrukking in de verschil lende rapporten die ten grondslag liggen aan dit voorstel, name- 1^ lijk het rapport van de Nationale Woningraad en het rapport van V het verificatiebureau. Daaruit blijkt duidelijk dat dit een fi- n nanciële oplossing is. Vooral het probleem wat geconstateerd 2 wordt bij het groot-onderhoud, wat nu eigenlijk als sluitpost is i opgenomen in het geheel, baart ons zorgen. Ook bij de toekomst!- c ge regelmatige rapportages die we zullen krijgen van het woning- 11 bedrijf zal die gang van zaken voortdurend ter sprake moeten ko- c men om te zien of het niet spaak loopt. Dat als sluitpost nemen v kan levensgevaarlijk zijn voor het volkshuisvestingsbelang op n lange termijn. Wat de financiële aspecten verder betreft zijn we c enigszins door het ministerie met onze rug tegen de muur gezet. r Op zich is dat begrijpelijk, want anders komen alle woningbedrij- 2 ven in de grote gemeenten van Nederland naar het ministerie toe. 1 Toch zijn we tegen de muur gezet, want het komt erop neer dat we 2 zelf een extra inspanning moeten leveren en het woningbedrijf moet ervoor zorgen dat ze ook nog wat inkomsten heeft. Dan komen I we aan het probleem van de verkoop van woningwetwoningen. Is het c de moed van de wethouder hieraan toe te geven gelet op de achter- ban? Ik denk dat het de moed der wanhoop is, want we moeten wel. C Zeker gelet op het belang in de volkshuisvesting, om te zorgen t dat we de woningvoorraad in de sociale sector op lange termijn, 1 zoals die nu binnen het woningbedrijf is, veilig kunnen stellen. t Ik denk dat we die financiële operatie moeten aangaan. Dan is 1 het geen kwestie van moed of lafheid om die woningen te verko- i pen, of een kwestie om de sociale woningbouw uit te verkopen en 1 niet meer aan het sociale volkshuisvestingsbelang te denken. We c moeten wel in het belang van de volkshuisvesting. We moeten die zaak financieel saneren en ervoor zorgen dat we op de goede weg f komen. Wij hopen dat we op de goede weg komen, maar er zijn nog- 1 al wat plussen en minnen die niet konden worden ingeschat. Op 1 zich heb ik daar begrip voor. We willen wel met de viermaande- lijkse rapportages een vinger aan de pols houden. Dat is een be- 1 langrijke zaak. We leggen daarmee een gigantische druk, niet al- j leen binnen het gemeentelijk apparaat, want daar zal ook een for- se financiële en menselijke inspanning nodig zijn, maar ook naar het werkapparaat van de toekomstige corporatie. We moeten daar terdege rekening mee houden, want dat zal voor die mensen niet gemakkelijk zijn. Van de voorzetten die door de heer Van Dongen namens het C.D.A. gedaan worden nemen wij kennis. Wij zijn daar niet zo gelukkig mee, met name als hij zegt dat maatschappelijk gebonden eigendom uit den boze is, maar dit zijn dan mijn eigen woorden. Dit is een mogelijkheid waar best eens aan gedacht zou kunnen worden. Voor ons is dat niet op voorhand uitgesloten. Wat de splitsing in eigendomsrechten betreft zijn wij met het C.D.A. van mening, dat dat een minder gelukkige situatie is, zeker op langere termijn. Samenvattend kunnen wij akkoord gaan met dit voorstel. Wij hopen en verwachten dat het wat uithaalt. Hetgeen in artikel 13 staat, kunnen we altijd nog op korte of middellan ge termijn voor onze kiezen krijgen. Nadere voorstellen van Uw college om de zaak verder af te wikkelen zullen door onze frac-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 279