30 JUNI 1988 326 Dat de problematiek duidelijk is, blijkt uit alle verhalen die c hier de ronde hebben gedaan. De bewoners van de Epelenberg komen s juridisch gezien voor geen enkele regeling in aanmerking, noch t voor de rijksregeling die per I-I-I985 van kracht is geworden, E noch voor de overgangsregeling zoals die door de raad is vastge- g steld. Bij de overgangsregeling blijkt alleen nog een vlekje te E moeten worden weggewerkt en dat vlekje is de Epelenberg. Het v; voorstel zoals het hier ligt, en dat zeg ik ook in de richting s van de heer Van Dongen, heeft niks te maken met het op de vin gers tikken van het college. We hebben een bepaalde situatie N over het hoofd gezien. We hebben daar niet bij stil gestaan. I Daardoor krijg je nu een wat merkwaardige procedure in het ge- h heel. Er is uitgebreid overleg gevoerd met verschillende andere afdelingen over de formulering van een voorstel, over de prece- E dentwerking en over de financiële mogelijkheden en onmogelijkhe- k den. Dit voorstel is na overleg met deze afdelingen tot stand ge komen en niet in overleg, want dat zou meer suggereren dan dit E voorstel behelst. Het voorstel gaat er vanuit dat door het knip- N plan, en dit is misschien wat moeilijk omdat dat in volkshuisves tingskringen een andere betekenis heeft, waardoor het complex E Epelenberg gesplitst is, hier een unieke situatie aan de orde Vi is. Ik ben het met de heer Sinke eens als hij zegt: als we meer van dergelijke situaties in Breda zouden hebben dan zouden ze E daar ook voor in aanmerking komen, maar we hebben geconstateerd c dat dit het enige plan is wat op deze manier gesplitst is en waardoor er in één complex die ongelijkheid is ontstaan. Vandaar E dat wij van mening zijn dat we hier een vrij uniek complex heb- w ben in Breda, op basis waarvan wij vinden dat een vergoeding zou moeten worden gegeven. Het feit dat er onderhoud is gepleegd is E geen aanleiding om enkel en alleen hiervoor een vergoeding be- u schikbaar te stellen, althans zo luidt het voorstel. Op die ma nier proberen wij duidelijk de precedentwerking er uit te halen. D Wat mevrouw Van Bergen heeft gevraagd, schuif ik naar U toe. d Daar kan ik niet op antwoorden. d De heer GARRITSEN E U bent toch ook een beetje collegepartij? I De heer DE BRUIJN D Het standpunt van het college is tot nu toe altijd duidelijk ge- h weest in deze zaak. Ik heb geen enkele aanleiding om te veronder- h stellen dat het standpunt fors gewijzigd is. In de richting van 2 heer Van Dongen het volgende. Ik heb al aangegeven dat de split sing van het complex uniek is en dat we op basis daarvan zeggen: d je zou daar een bedrag voor moeten geven. Je kunt inderdaad over 1 de hoogte van een bedrag twisten. We hebben ook de financiële po- d sitie van de gemeente Breda aangegeven. In de pot zit weliswaar voldoende geld om dit bedrag te betalen maar deze is niet onuit- m puttelijk. We hebben dus gekeken welk bedrag je beschikbaar zou e moeten stellen en we hebben een aansluiting gevonden bij de be- g dragen zoals die beschikbaar gesteld zijn in het kader van de s overgangsregeling. We vonden dat een terechte zaak. We hebben 0 overigens, zoals uit het voorstel blijkt, niet gezegd dat ze con- g form de overgangsregeling een vergoeding zouden kunnen krijgen, k want dan zouden ze op de een of andere manier toch binnen de f

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 326