30 JUNI 1988
330
de C.D.A.-fractie als een kaartenhuis in elkaar. Ik vind het po
litiek gezien toch Jammer.
De heer DE BRUIJN
De opmerking van mevrouw Van Bergen dat er geen rechten aanwezig
zijn, is volkomen Juist. Dat hebben we ook aangegeven in onze
eerste termijn. De specifieke factoren hebben we afgepaald. Het
voorstel geeft duidelijk aan welke specifieke factoren hier be
doeld worden. Gevraagd is of D'66 als er weer ergens een vuiltje
aan de lucht is gelijk met een initiatief-voorstel komt. Dit ini
tiatief-voorstel is Juist een vrucht van een algemeen gevoel van
ongenoegen wat in de commissie heeft gespeeld. Ik denk dat het
wat overdreven zou zijn
Mevrouw VAN BERGEN-NIJEHOLT
Dat zegt U heel Juist. Dat heeft inderdaad gespeeld, totdat de
partijen gevraagd hebben aan het college: kom met een ander voor
stel, en dat was voor het college niet mogelijk.
De heer DE BRUIJN
Ik denk dat het iets anders ligt. In nadere besprekingen onder
ling zijn daar nog duidelijke afspraken over gemaakt. Daar wil
ik nu niet verder op ingaan. We denken dat we op deze manier
toch de precedentwerking hebben uitgesloten en dat we duidelijk
hebben aangegeven dat daar iets leeft en dat we daar iets aan
willen doen. Ik denk dat het op deze manier best afgeperkt is.
Over de precedentwerking van de heer Van Dongen het volgende.
Hij brengt de Juridische precedentwerking in het geding. Juris
ten kunnen altijd overleggen, maar als Je drie verschillende Ju
risten raadpleegt dan zegt de ene dat het afgedekt is en de ande
re dat het niet afgedekt is. Wij denken dat het voldoende afge
dekt is. Of het politiek een precedentwerking kan geven, dat be
palen de verschillende politieke partijen zelf. Daar kunnen wij
natuurlijk niet in treden.
SCHORSING
De VOORZITTER heropent de vergadering.
Wethouder RATTINK
Aan het collegestandpunt is niets gewijzigd. We hebben eerder in
een commissievergadering over deze zaak gepraat. Er is toen door
alle fracties gevraagd of er gronden aanwezig waren om het colle
ge met een voorstel te laten komen waarin aan de bewoners van de
Epelenberg 500,of in ieder geval een bepaald bedrag als te
gemoetkoming zou kunnen worden gegeven. Ik heb die boodschap van
de commissie nogmaals meegenomen. We hebben ernaar gekeken. We
hebben gemeend, en dat heb ik ook in een latere commissievergade
ring uitdrukkelijk verwoord, geen grondslag te zien om naar U
toe te komen met een voorstel waarin we de bewoners van de Epe
lenberg in deze zin tegemoet konden komen. De raad zegt nu: we
hebben een precedentwerking uitgesloten in Juridische zin in dit
voorstel. Het college is dan van mening dat wij het bestuurlijk
niet verantwoord vinden om toch die toekenning te doen, omdat er
inderdaad andere complexen zijn die buiten de rijksregeling zijn