30 JUNI 1988 343 Dit voorstel roept vragen op over de aanpak van de ontruiming van Driekoningenoord en geeft tegelijkertijd een antwoord in die zin, dat het college duidelijk kampt met onduidelijkheid met be trekking tot de wijze van aanpak en hoe de gemeentelijke dien sten daarop gezamenlijk hun activiteiten moeten afstemmen. Het lijkt de V.V.D.-fractie een eerste vereiste dat die duidelijk heid en afstemming er ook komen. Dat daarvoor een extern bureau wordt ingeschakeld, bevreemdt ons niet. De V.V.D.-fractie hoopt dat daaruit de gezamenlijke, bestuurlijke en ambtelijke aanpak zal resulteren. Wat onze fractie wel in enige mate bevreemdt is, dat er een beroep gedaan moet worden op de post onvoorzien. Het projectplan dat antwoord moet geven op de vragen die U in dit voorstel formuleert, zou tot de normale werkzaamheden van de diensten moeten behoren. Als die antwoorden niet gegeven kunnen worden, zouden de diensten vanuit hun eigen budget ruimte moeten aangeven om externe deskundigheid in te huren. De voorbereidende werkzaamheden om tot ontruiming van Driekoningenoord te komen wa ren duidelijk te voorzien. De V.V.D.-fractie zou graag dit crite rium gehanteerd willen zien bij het putten van middelen uit de post onvoorzien. In dit bijzondere geval willen wij wat ruimhar tig met dit criterium omgaan. Wij verzoeken het college wel hier mee wat stringenter te willen omgaan, tenzij het college een an dere interpretatie geeft aan de post onvoorzien. In dat geval wil de V.V.D.-fractie dat dan graag van U horen. Wethouder VAN RAAK Mevrouw Paulussen herhaalt wat ik reeds heb toegezegd in de com- missievergadering. We proberen, als de trein aan het rijden is, de zaak zo vaak en zo duidelijk mogelijk met de woonwagenbewo ners door te praten, om met elkaar in samenspraak en inspraak de zaak te realiseren. De opmerking van mevrouw Paulussen is te recht, want je kunt niet anders wil je het proces tot een goed einde brengen. Ik zeg toe dat we dat zo veel mogelijk zullen op timaliseren. Ik hoop dat dit stappenplan precies zal aangeven waar en op welke wijze de verschillende diensten en mensen, die betrokken zijn bij het deconcentratieproces, hun inspraak- en sa menspraakmomenten zullen hebben. De heer Garritsen gaat door op een thema wat hij al vaker heeft aangekaart en wat eigenlijk op dit moment niet aan de orde is. Ik herhaal dat het niet de bedoe ling is, om met betrekking tot de voor te leggen locatie op dit moment, aan de wagenbewoners inspraak te geven. Daarover hebben we al een aantal malen met elkaar van gedachten gewisseld. Ik heb mijn argumenten daarvoor gegeven en U hebt de Uwen gegeven. Het zou misschien een vorm van schijninspraak zijn, maar het kan bovendien verwachtingen oproepen die we naderhand naar alle waar schijnlijkheid toch niet kunnen waarmaken. Het college voelt daar heel weinig voor. De vertraging waarover de heer Garritsen spreekt is waar. Ik erken dat en ik vind dat jammer. We hadden in september vorig jaar al het een ander gerealiseerd moeten heb ben. We hadden de ontwerp-bestemmingsplannen toen al aan U voor moeten leggen. Dat is niet gelukt. De redenen hiervoor heb ik U in de commissie aangegeven. In het voorstel wordt gesproken van een verzwaard bestuurlijk proces; U weet waarom. In de commissie heb ik reeds gezegd, dat we ervaring hebben met het aanleggen van locaties, maar dat we totaal geen ervaring hebben met het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 343