27 OKTOBER 1988 430 genlijk alleen de eerste dagen van december gereserveerd zijn voor inspraak en informatie. Voorts weten we dat inspraak en in formatie door gemeentelijke diensten niet altijd duidelijk uit elkaar gehouden worden, het een wordt voor het ander gebruikt. Het grote probleem is dat de begeleiding van de afbouw van de projecten niet tot de eerste weken van december is beperkt. We zouden willen vragen of het mogelijk is een toezegging te doen dat het institutionele overleg, zoals dat een aantal jaren gele den gestart is, weer opgevat en gecontinueerd kan worden zoals de bewoners dat zelf willen. De heer GARRITSEN Het schijnt een erg groot probleem te zijn, maar ik denk niet al leen in Breda. Het gaat hier erom voor 165 woonwageneenheden een bestemming te vinden in Breda. In deze stad wordt veel gebouwd en ik vraag me af waarom het zo lang duurt om 165 standplaatsen te realiseren, maar het schijnt niet anders te kunnen. Het voor stel wat nu voor ons ligt is het laatste restje van de afbouw van Driekoningenoord. Ik sluit aan op wat de heer Boshart heeft gezegd en ik heb het zelf ook nadrukkelijk in de commissie ge zegd: het is merkwaardig dat in dit plan, dat ontwikkeld en be sproken is met alle instellingen en organisaties, de woonwagenbe woners niet gekend zijn. Vindt het college dit een juiste gang van zaken? De heer Boshart memoreert dat het een procedureel ver haal is en wat moeten de woonwagenbewoners daarmee. Maar dat geeft exact de toeziende houding aan die de rijksoverheid en lo kale en provinciale overheid altijd gehad hebben ten opzichte van woonwagenbewoners. Als je praat over een veranderend beleid en je zegt dat een woonwagenbewoner op dezelfde wijze behandeld moet worden als huisbewoners, dan kun je zo niet handelen. Dan moet je op dezelfde manier met ze omgaan. Het is duidelijk, mede gezien de reacties van de bewoners van Driekoningenoord, dat zij met de gang van zaken niet tevreden zijn. Je kunt vragen, wat een aantal partijen doen, naar beter overleg, betere inspraak en al dat soort zaken. Dat is heel mooi. Waar het concreet om gaat, en in de commissie heb ik dat nadrukkelijk naar voren gehaald, is het volgende: is er op het moment dat je met de locaties naar buiten komt, inspraak mogelijk door de woonwagenbewoners, of ko men er een paar locaties naar buiten waar alles al van vast ligt en die het college staat te verdedigen tegenover de woonwagenbe woners? Dan praat Je niet meer over inspraak; dan Informeer je over de besluitvorming van het college. Dat is totaal iets an ders. Ik hoop en ik verwacht dat de P.v.d.A., hetzelfde bedoelt als ik, dat er een reëel overleg gevoerd gaat worden over loca ties die gevonden moeten worden. Mevrouw Van Beusekom zegt dat huisbewoners ook niet al hun wensen op tafel leggen. Maar bij projecten van bejaardenwoningen, jongerenhuisvesting en projec ten over centraal wonen wordt er met die groepen gepraat over ge dachte locaties wat zij willen. Je zegt dan ook niet: het kan pas naar buiten op het moment dat we ook de buren geïnformeerd hebben of Jullie daar wel of niet kunnen zitten. Dat Is de wijze waarop het in het verleden gegaan is en dat moet en behoort men op dit moment niet te doen. Je moet de politieke moed hebben om met de woonwagenbewoners serieus te overleggen over locaties die eventueel in aanmerking komen. We hebben dat in het verleden wel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 430