24 NOVEMBER 1988
er fundamentele veranderingen nodig zijn, wil het In Zuid-
Afrlka niet komen tot een escalatie van geweld;
- door tegenstanders van het apartheidsbeleid in Zuid-Afrika op
geroepen wordt om contacten met het regime of representanten
daarvan te verbreken;
de gemeenten hierbij een bepaalde verantwoordelijkheid hebben;
bovendien van oordeel zijnde dat,
- elk land de plicht heeft een beleid te voeren, dat gericht is
op het scheppen van omstandigheden waarin ieder mens zijn
vrijheidsrechten kan uitoefenen en waarin wordt voldaan aan
sociale, culturele en economische grondrechten, die een mens
waardig bestaan mogelijk maken;
- de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek fundamenteel met het bo
venstaande in strijd is;
nodigt het college van burgemeester en wethouders uit de raad
een voorstel voor te leggen over te gaan tot aansluting bij de
Vereniging Lagere Overheden Tegen Apartheid;
en gaat over tot de orde van de vergadering.
De heer SINKE
In de reactie van Breda op de Vierde Nota over de ruimtelijke or
dening, luidt de kop boven het laatste hoofdstuk: "Breda werkt
aan zijn toekomst". Als kernthema voor mijn betoog van vandaag
wil ik daar een dimensie aan toevoegen: "Breda werkt aan zijn
toekomst en aan die van zijn burgers". Het C.D.A. laat zich in
deze benadering leiden door de vier bekende C.D.A.- uitgangspun
ten: gerechtigheid, solidariteit, rentmeesterschap en gespreide
verantwoordelijkheid. Deze uitganspunten kunnen nooit los van el
kaar worden gezien, maar zullen in hun samenhang voor het C.D.A.
de toetssteen vormen voor het concrete beleid op gemeentelijk ni
veau. Centrale aandacht zal ik daarbij schenken aan de zorg voor
het milieu, de veiligheid van de burgers en het scheppen van
voorwaarden voor toekomstig wonen en werken. De sluitende begro
ting 1989 is er één die vanuit meerdere invalshoeken positieve
ontwikkelingen laat zien. De financiële positie van Breda is we
derom verbeterd, de gemeentelijke organisatie begint langzamer
hand te wennen één en in haar nieuwe vorm en ook de begroting
zelf voldoet steeds beter aan het criterium van inzichtelijk be
leidsstuk. Om te beginnen de financiële positie van Breda. Ten
opzichte van de Kadernota 1989 is er, naast enkele nadelige ver
anderingen, een behoorlijk aantal voordelige verschillen opgetre
den in de financiële capaciteit. Deze verruiming van de capaci
teit maakt het mogelijk om knelpunten weg te werken, waar onder
rijksbezuinigingen op welzijn en op het gymnastiekonderwijs. Ook
kunnen daardoor eenmalig en structureel nieuwe zaken worden op
gepakt. Wat we daarbij in het achterhoofd moeten houden is dat
Breda in het Europese jaar 1992, zoals het er nu naar uit ziet,
die financiële speelruimte niet meer zal hebben; dus enige voor
zichtigheid is geboden. Tussen risico's en reserves begint zich
een evenwicht af te tekenen. Er horen echter toch enkele kantte
keningen bij die constatering. Nog vorige week hebben we een be-
506