24 NOVEMBER 1988 512 hoeverre In de toekomst ook andere diensten, meer dan tot nu toe, bij de beleidsbepaling en de verdeling van het budget stads vernieuwing betrokken worden. Deze vraag wordt des te dringender naarmate het achterstandbeleid meer verschuift van woningbouw en woonomgeving, naar het totale leefmilieu. Is het mogelijk binnen het in het meerjarenplan opgenomen bedrag tot de door mij bedoel de flexibele invulling te komen? Op de relatie met buurtbeheer wordt bij de bespreking van het drieluik stedelijk beheer terug gekomen. Daarbij zal ook gekeken moeten worden naar de aanpak in de toekomst van nu niet genoemde wijken. Ik meld U daarbij onder meer Princenhage. Nieuwsgierig is het C.D.A. naar het plan van aanpak voor de wijk Tuinzigt en het bijstellingsplan Binnenstad. Kunt U aangeven wanneer de raad van deze stukken kennis kan ne men? Het budget voor de particuliere woningverbetering is op het zelfde niveau gebleven en wordt volgens de bestaande methodiek verdeeld. Het C.D.A. vraagt U de werking van de verordening in 1989 tijdig, d.w.z. vóór de zomer, door te lichten, zodat eventu ele aanpassingen in 1990 kunnen worden aangebracht. Daarbij moet ook de evaluatie van het SUL-project (Stadsvernieuwing Urgentie Lokatie) in Zandberg-West betrokken worden. Over ruimtelijke or dening het volgende. In de toelichting op de begroting van de dienst openbare werken wordt vermeld dat in 1989 bij de afdeling ruimtelijke ordening een verschuiving zal optreden naar grotere plannen en visie-ontwikkeling. Als ik dat lees en kijk naar het geen in 1988 op ons is afgekomen dan denk ik: er staat ons nog wat te wachten! Maar los van hetgeen ons 1989 nog zal brengen zijn er een aantal zaken die ook nu al onze volle aandacht heb ben. Breda heeft met veel energie en vindingrijkheid getracht de besluitvormers rondom de 4e nota ruimtelijke ordening ervan te overtuigen dat Breda als stedelijk knooppunt opgenomen moet wor den. Het uitdragen van deze wens is gebeurd vanuit een presenta tie van de sterke kanten van onze stad en regio, en niet door zich af te zetten tegen anderen, zoals dat in ieder geval in één andere brabantse plaats kennelijk tot leit-motiv is verheven. Binnenkort zullen we weten wat de uitkomst is. Mocht Breda stede lijk knooppunt worden, dan zullen we met élan die uitdaging ver der moeten oppakken. Mocht Breda onverhoopt niet de status van stedelijk knooppunt krijgen, dan is het C.D.A. van oordeel dat we door ons handelen de komende jaren aan Den haag duidelijk moe ten maken hoe fout die beslissing dan geweest is. Een wellicht nog grotere uitdaging. Een ander onderwerp dat de komende tijd de discussies levendig zal houden is het bekende drieluik, en met name het deel II: de structuurvisie 1988 - 1998. Het is bij zonder goed om tijdig ruimtelijke gedachten te ontwikkelen over het toekomstig wonen en werken. Het C.D.A. wil daarbij niet ver helen dat er een aantal zeer moeilijke beslispunten in de struc tuurvisie zijn opgenomen, waarover zeker nog een hartig woordje gesproken zal worden. Ik ben er echter van overtuigd dat als die discussies dezelfde kwaliteit hebben als de presentatie op 12 ok tober j.l. we er waarachtig wel uit zullen komen. Met betrekking tot het wel of niet nieuw te bouwen stadskantoor zullen ons bin nenkort voorstellen bereiken. Naast belangstelling voor de finan ciële randvoorwaarden zal het C.D.A. daarbij toch ook de onmoge lijkheid van de huidige huisvesting van de betrokken diensten een grote rol laten spelen. Ook zal de kwaliteit op de bouwloca-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 512