2NOVEMBER 1988
515
da voor financiële rampspoed behoed. In dit opzicht onderscheidt
Breda zich gunstig van het merendeel van de qua inwonertal verge
lijkbare gemeenten. Veel van die gemeenten hebben te kampen met
een ernstig begrotingstekort. Dankzij een strenge financiële dis
cipline en meerdere heroverwegingsoperaties is Breda wel in
staat gebleken jaar in jaar uit een sluitende begroting tot
stand te brengen. Toch konden onder dit beleid de lastenverzwa
ringen voor de burgers binnen redelijke grenzen worden gehouden
en werd de kwaliteit van de dienstverlening niet wezenlijk ver
minderd. Ook in sociaal opzicht was het beleid alleszins verant
woord, want ondanks bezuinigingen werden in de loop van jaren
tal van nieuwe activiteiten gestart, waarvan vooral de minder
draagkrachtige Bredanaars profiteren, zoals de bestrijding van
de jeugdwerkloosheid, minderhedenbeleid, emancipatie, kinderop
vang en de aanpak van het woonlastenbeleid. Kortom: de politiek
van begrotingsevenwicht is niet ten koste gegaan van het sociale
gehalte van het beleid. Deze politiek moet dan ook worden voort
gezet. Het recente besluit van Gedeputeerde Staten om Breda in
de gelegenheid te stellen deel te nemen aan het project begro-
tingstoezicht nieuwe stijl bevestigt naar onze mening de juist
heid en soliditeit van het sinds jaren gevoerde begrotingsbe
leid. Ook wij zien in dit besluit een positief oordeel over het
beleid van de gemeente en de daaraan ten grondslag liggende fi
nanciële administratieve afwerking. Daarmee willen wij In het
bijzonder de wethouder financiën en de ambtenaren van de afde
ling financiën van harte geluk wensen. Om in aanmerking te komen
voor het begrotingstoezicht nieuwe stijl geldt als eerste voor
waarde, dat de begroting in evenwicht is. Aan de strakke begro
tingsdiscipline, zoals overeengekomen in het programakkoord,
moet dan ook onverkort worden vastgehouden. Wij twijfelen er
niet aan, dat het college standvastig en eensgezind op dezelfde
voet zal voortgaan, want er is geen enkele aanleiding om nu de
teugel te vieren. Integendeel. Gezien de ontwikkeling van het
meerjarenperspectief na 1990 is juist de grootste terughoudend
heid geboden. Het stelt ons gerust, dat het college blijkens de
nota van aanbieding deze zienswijze deelt. Het meerjarenperspec
tief geeft al in 1992 een beperkt tekort te zien. Dat doet het
ergste vrezen voor een aantal zaken die bij de komende Kadernota
om een oplossing vragen, zoals de in de aanbiedingsnota genoemde
Zuidelijke Rondweg, de opvang van de areaal- en onderhoudsproble-
matiek, alsmede de verdere intensivering van de imago-verbete
ring. In dit verband wijzen wij er op, zoals we dat ook bij de
Kadernota 1988 hebben gedaan, dat de reconstructie van de Zuide
lijke Rondweg één van de topprioriteiten van het programakkoord
vormt. Voor zover de benodigde financiën niet in voldoende mate
van rijkswege worden verstrekt, zal, uiteraard binnen redelijke
grenzen, een beroep op eigen gemeentelijke middelen moeten wor
den gedaan. De nog niet ingevulde ruimte voor nieuw beleid in
1990 zou naar onze mening, althans gedeeltelijk, daarvoor in aan
merking kunnen komen. Hoe denkt het college hierover? Wij vragen
niet naar een kwantificering van de gemeentelijke betrokkenheid
in financieel opzicht bij de Zuidelijke Rondweg. Wij willen al
leen maar voorkomen, dat straks als nieuwe besluiten moeten wor
den genomen, de beschikbaar financiële middelen aan andere zaken
zijn vergeven. Zeer tot ons genoegen ontbreekt onder de zaken