24 NOVEMBER 1988
516
die volgens de nota van aanbieding bij de Kadernota 1990 met el
kaar in competitie komen, elke verwijzing naar het te bouwen
stadskantoor. Mogen we daaruit de conclusie trekken, dat het col
lege het vaste voornemen heeft in geen geval een voorstel over
deze aangelegenheid aan de raad voor te leggen, als niet onomsto
telijk vaststaat dat het risico van budgetoverschrijding vol
strekt uitgesloten is? De V.V.D.-fractie zal te zijner tijd bij
haar nadere standpuntbepaling onverkort vasthouden aan de finan
ciële randvoorwaarde, zoals omschreven in het principebesluit
van 24 september 1987Een voorstel dat daaraan niet voldoet, is
voor ons niet aanvaardbaar. Een voorstel dat binnen de financi
ële randvoorwaarde blijft, zal door ons uiterst kritisch worden
getoetst op zijn deugdelijkheid. Zonder volstrekte zekerheid is
ook een dergelijk voorstel niet aanvaardbaar. Naast het begro-
tingstoezicht nieuwe stijl is ook de uitnodiging van de staatsse
cretaris van binnenlandse zaken om deel te nemen aan een aantal
experimenten in het kader van het project D'-gemeenten een erken
ning van de bestuurskracht van Breda. Niettemin zal er pas echt
reden tot tevredenheid zijn, als Breda binnenkort wordt aangewe
zen als stedelijk knooppunt in het kader van de vierde nota over
de ruimtelijke ordening. De V.V.D-fractie heeft veel waardering
voor de grote inzet waarmee college en ambtelijke en externe ad
viseurs zich hebben ingespannen om de belangen van Breda in het
kader van de vierde nota te behartigen. Die inspanning is voorlo
pig bekroond met de eensgezinde steun voor het Bredase standpunt
van geheel West-Brabant, zowel stadsgewest als streekgewesten
van het provinciaal bestuur van Noord-Brabant. Daarmee is vol
daan aan de voorwaarde van de minister van ruimtelijke ordening,
dat Brabant zich eendrachtig achter Breda zou scharen. Mogen we
er op rekenen, dat het college tot het moment waarop het kabinet
een definitief besluit neemt, met niet aflatende kracht zal blij
ven ijveren voor "Breda stedelijk knooppunt"? De opvallend ster
ke steun die Breda in stadsgewestelijk verband ten deel is geval
len, hangt nauw samen met de positieve uitstraling die de omlig
gende gemeenten van een stedelijk knooppunt verwachten. Daarmee
bedoelen die gemeenten uiteraard ontwikkelingen binnen de eigen
gemeentegrenzen. In dit verband verwijzen we naar de tekst van
de uitspraak die de gewestraad op 1 juli jl. heeft gedaan over
de vierde nota, waaruit blijkt dat de randgemeenten verwachten,
dat ze in samenwerking met Breda binnen hun eigen grondgebied
aan het wonen en werken een extra impuls kunnen geven. Het past
zeker niet in hun verwachtingspatroon, dat de centrumgemeente en
straks het stedelijk knooppunt Breda weer zou gaan ijveren voor
annexatie. In het licht van de jongste geschiedenis reageren de
randgemeenten zeer assertief, als Breda weer eens een begerige
blik op hun grondgebied laat vallen. Is het college zich deze ge
voelens wel voldoende bewust geweest bij het uitbrengen van de
binnenkort door de raad te behandelen structuurvisie voor de pe
riode 1988 tot 1998? Het aanduiden van gebieden, behorend tot
Prinsenbeek en Nieuw-Ginneken, ten behoeve van de ontwikkeling
van een bedrijventerrein en de woningbouw roept licht de verden
king van annexatieplannen op. Al bij de begrotingsbehandeling
1986 heeft het college op ons verzoek verklaard, dat het een
slecht uitgangspunt is om met de omliggende gemeenten te onder
handelen onder dreiging van gemeentelijke herindeling. Over de