2k NOVEMBER 1988 518 toelichting voorzien? Het college lijkt met betrekking tot de welzijnsdienst te snel te zwichten, met als gevolg dat er te wei nig druk op de betrokken sector wordt gelegd om het bestaande be leid kritisch te toetsen en prioriteiten te stellen. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat het college geneigd is de bezuinigingen in de welzijnssector door te schuiven naar de toe komst, wat op den duur weer een forse heroverwegingsoperatie, die dan veel meer pijn doet, noodzakelijk maakt. Ook de nog res terende taakstellingen in het kader van de heroverwegingsopera tie 1988-1990, zoals de taakstelling cultuur die nog altijd f 200.000,beloopt, vervullen ons met zorg. Mogen we op een on verzettelijke houding van het college rekenen? Bij de Kadernota hebben wij opgemerkt, dat de voorstellen om meer middelen uit te trekken voor het minimabeleid bij ons geen bezwaren ontmoeten. De V.V.D.-fractie heeft steeds van harte meegewerkt aan een be leid, dat beoogt extra steun te verlenen aan wie moet leven van een inkomen op het niveau van het sociaal minimum. Dit beleid dient te worden voortgezet, maar wel binnen het kader van de fi nanciële mogelijkheden. Dit laatstgenoemde aspect echter wekt in toenemende mate onze bezorgdheid. Tegen de achtergrond van de eerder genoemde zaken die bij de komende Kadernota om een oplos sing vragen en de noodzaak het begrotingsevenwicht te handhaven vragen wij ons af hoe lang nog op deze weg kan worden voortge gaan. Momenteel beloopt het minimabeleid bijna f 3 miljoen, dit zonder rekening te houden met de sterkere individualisering van de A.B.W. waarvan het nog de vraag is in hoeverre die maatrege len op het rijk zijn te verhalen. Het ligt naar onze mening niet op de weg van de gemeentelijke overheid een beleid te voeren, dat de minima in alle opzichten een compensatie biedt op het in komensbeleid van het rijk. Deelt het college onze mening en waar moeten naar de opvatting van het college de grenzen worden ge legd? De V.V.D.-fractie is, zoals gezegd, voorstandster van een gemeentelijk minimabeleid, mits binnen de grenzen van de beperk te financiële mogelijkheden en zonder elementen van inkomenspoli tieke aard. Bovendien zijn wij niet bereid elke maatregel die on der het predikaat "minimabeleid" wordt gepresenteerd, kritiek loos als zodanig te aanvaarden. Enkele van de in de nota minima beleid voorgestelde nieuwe maatregelen kunnen daarom niet de toets van onze kritiek doorstaan, zoals met name de subsidiemaat regel ad f 285.000,ter bevordering van de deelname aan spor tieve voorzieningen. Deze maatregel leidt tot een vorm van inko menspolitiek, zoals onzerzijds in de functionele commissie met argumenten is aangetoond. Een dergelijke maatregel is onrecht vaardig tegenover burgers met een inkomen juist boven het mini mum en het systeem "wie het eerst komt, het eerst maalt" maakt elementaire rechtszekerheid tot een aanfluiting. Het heeft ons in hoge mate verbaasd, dat het college aanvankelijk meende be voegd te zijn dergelijke maatregellngen te treffen zonder tussen komst van de raad. Het vaststellen van een dergelijk beleid kan zeker niet tot het aan het college opgedragen dagelijks bestuur worden gerekend. Daarom is onzerzijds in de functionele commis sie gesteld, dat de raad dient aan te geven volgens welke normen dat beleid door het college moet worden uitgevoerd. Inmiddels heeft het college besloten, dat een preadvies aan de raad zal worden voorgelegd, waarmee aan onze wens, althans wat betreft de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 518