28 NOVEMBER 1988 550 zen en de positie van de buurt- en wijkwinkelcentra. De heer Koekkoek heeft een vraag gesteld naar de bedrijfsterreinsituatie en in relatie daarmee naar de acquisitie. De bedrijfsterreinsitu atie in Breda begint inderdaad krap te worden. De niet gering te achten stijging van de grondverkoop in 1987/1988 geeft daar alle aanleiding toe. Tot en met oktober 1988 zitten we voor dit jaar al op 15 ha. Het impliceert dat we met een vergrote inspanning zo snel mogelijk het areaal bedrijfsterrein moeten uitbreiden. Op dit moment beschikken we nog over 24 ha. Daarvan ligt nog slechts 8 ha. volledig vrij uitgeefbaar, want 16 ha. ligt op dit moment al in de sfeer van reserveringen. De differentiatie in het aanbod komt daarmee in de knel: dat wil zeggen dat het aan bieden aan een potentiële gegadigde van een of meerdere alterna tieven al bijna onmogelijk is. Regionaal gezien is de verhouding vraag/aanbod beslist goed te noemen. Lokaal moet het aanbod snel verruimd worden. De dienst openbare werken, het grondbedrijf en de dienst economische zaken richten dan ook alle aandacht op het zo snel mogelijk in procedure brengen van Achter-Emer en Breda- Oost. Daarmee wordt zo'n 45 ha. aan de voorraad toegevoegd waar we weer even mee vooruit kunnen. Voor de wat langere termijn, zal de oplossing gezocht moeten worden in de uitwerking van de structuurvisie. Met de heer Taks ben ik van mening, dat de werk gelegenheid zich bepaald gunstig ontwikkelt. Het evenwichtige werkaanbod, waar de heer Koekkoek op doelt, is daarbij natuur lijk relevant. Uit de geregistreerde werkgelegenheidscijfers blijkt, dat de groei in de periode 1984-1986 zeer sterk is ge weest met 4.300 arbeidsplaatsen, dat 1986-1987 een jaar van sta bilisatie heeft betekend, terwijl uit de nog te presenteren cij fers over 1987-1988 wederom blijkt, dat er van een duidelijke groei sprake zal zijn. De diversificatie blijft daarbij hoog. Dat wil zeggen in alle marktsegmenten groeit zij evenwichtig. Ik noem U een voorbeeld. De metaalsector, dat is 40% van de indus triële activiteiten binnen onze gemeente, is vanaf 1980 flink afgeslankt. Het aantal bedrijven blijft de laatste jaren sta biel. Flinke toename valt te constateren in de distributie en de groothandel. Eveneens toename in de detailhandel en de zakelijke dienstverlening, die de stabilisatie in de kwartaire sector com penseert. De acquisitie daaromheen bestaat voor een groot deel uit voorwaardenscheppend beleid. Makelaars, beleggers en project ontwikkelaars kunnen zich daardoor actief met potentiële gegadig den op onze markt begeven. Via de netwerken C.E.B.I.N. (Commissa riaat Buitenlandse Investeringen in Nederland), M.I.P. (Maat schappij voor Industriële Projecten), Provincie, B.O.M. (Brabant se Ontwikkelings Maatschappij), R.W.I. (Regionaal Werkgelegen heids Instituut) en uiteraard ons eigen netwerk wordt op ieder initiatief of elke aanvraag zo adequaat mogelijk gereageerd. Ver der worden nauwkeurig bedrijfsbewegingen gevolgd en worden deze benaderd. In dat verband zal het duidelijk zijn dat tegen de ach tergrond van een zich internationaliserend bedrijfsleven goede locaties van levensbelang zijn. Niet terwille van de groei op zich, zoals Lisa suggereert, maar om te blijven profiteren van groei in de marktsegmenten waar die groei in werkgelegenheid zich aandient. Daarmee zijn de mensen zonder werk en de aanwas van de beroepsbevolking gediend. Als tweede aandachtspunt de be strijding van de langdurige werkloosheid. Naast de projecten die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 550