28 NOVEMBER 1988 563 Een tweede belangrijk punt, dat in het bijzonder bij C.D.A. en D'66 naar voren is gekomen, spreekt mij persoonlijk erg aan en betreft het bewustwordingsproces gericht op milieubewust hande len. Dat hierbij de milieu-educatie een centrale rol zal moeten vervullen, overigens samen met organisaties en andere gemeente lijke diensten, is een vanzelfsprekendheid. Persoonlijk ben ik met C.D.A. en D'66 van mening dat een effectief milieubeleid al leen maar kan slagen Indien wij het belang van het milieu via een bewustwordingsproces zodanig organiseren dat wij ons van de medewerking van alle burgers verzekeren. Dit betekent dat mi lieu-educatie beschouwd moet worden als diepte-investering, uit gaande van preventie ter voorkoming van milieuproblemen. Helaas zal desondanks, daarnaast, ook aan de repressieve invulling aan dacht geschonken moeten worden. Zowel P.v.d.A. als C.D.A. en Li sa bepleiten expliciet een integraal milieubeleid dat als ken merk heeft het sector-overstijgend karakter. Voor zover ik het huidige beleid van de milieudienst als een wezenlijk onderdeel van dit milieubeleid mag beschouwen, deel ik de opvatting dat mi lieubeleid meer is dan het beleid van de milieudienst. Ik ver taal de strekking van de vraagstelling vanuit deze raad, alsmede vanuit de commissie, dan ook in belangrijke mate als de vraag naar een samenhangend gemeentelijk milieubeleid in sector-over stijgende zin. Hierover zou ik het volgende willen opmerken. Wel iswaar zijn er de afgelopen jaren veel beleidsvoorstellen gedaan op milieugebied, zowel preventief als repressief, maar die had den bijna allemaal te maken met zaken, die de milieudienst zelf kon regelen. Daar waar de uitwerking in samenspel met anderen plaats heeft, doemen in de praktijk problemen op. Bijvoorbeeld: - bodemverontreiniging in relatie tot grondverkoop en volkshuis vesting; - de uitwerking van het groenstructuurplan in relatie tot ontwik kelingen op het gebied van ruimtelijke ordening, economische zaken en volkshuisvesting; - de uitvoering van de kapverordening in relatie tot bouwvergun ningen; - de Hinderwet in relatie tot volkshuisvesting, economische za ken en ruimtelijke ordening. Wil de gemeente een samenhangend milieubeleid voeren, dan valt er binnen de huidige beleidskaders te denken aan de volgende on derwerpen c.q. randvoorwaarden. In ruimtelijke plannen moet een soort milieu-effectachtige rapportage zitten, waarin wordt aange geven welke effecten het voorgenomen beleid heeft op de milieube lasting door bedrijven en door het verkeer (bij de uitwerking van de structuurvisie zal aan deze voorwaarde voldaan moeten wor den). Tot nu toe hebben verkeers-, vervoers- en milieubeleid on voldoende samenhang vertoond. De verkeersmilieukaart is een goed voorbeeld van het in kaart brengen van deze samenhang. Wel zal de politiek de eventuele consequenties ook onder ogen moeten zien. In de richting van de P.S.P. merk ik in dit verband op dat bij de begrotingsbehandeling in de commissie gemeld is dat het ministerie is verzocht in te stemmen met een uitloop voor wat be treft de gereedmelding van de verkeersmilieukaart. Het ministe rie heeft ons ingevolge dit verzoek op 16 november jongstleden bericht de voltooiingsdatum uiterlijk op 28 februari 1989 te stellen. Binnen de gemeente blijft de eerder gestelde streefda-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 563