30 NOVEMBER 1988 624 Wethouder ADANK Dat Is het verschil tussen de een en de ander. Ik heb er geen be hoefte aan om voor de heer Garritsen een ballonnetje op te bla zen. Ten aanzien van het ter visie leggen van de informatie die te maken heeft met het cultuurbeleid heb ik al in de eerste ter mijn een toezegging gedaan. Het cultuurbeleid is ons inziens uit voerig in de eerste termijn aan de orde geweest. In tegenstel ling tot wat beweerd wordt en werd, is er wel degelijk, vindt het college, samenhang in het beleid. Aan de verbetering van de positie van de kunstenaars wordt wel degelijk gewerkt. Niet door incidentele maatregelen, maar produktief en consumptief. De heer GARRITSEN Er is door het college, bij monde van de vorige wethouder, toege zegd dat het kunstenaarsbeleid een onderdeel zou zijn van de con tourennota. Ik vraag U bij motie om datgene te realiseren. Wethouder ADANK En het college wijst die motie af. Over onderwijs het volgende. In mijn antwoord op vragen van de heer Koekkoek heb ik ten aan zien van het gemeentelijk onderwijsbeleid enkele kaders aangege ven waarmee een gemeentebestuur rekening heeft te houden met na me zijn wettelijke bevoegdheid en de autonomie van de schoolbe sturen. Ik heb toen ook een aantal zaken genoemd waarin het col lege initiërend optreedt. Het gaat hier niet uitsluitend over huisvestingszaken. Ik wil er nog wel enkele noemen. Samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, zeker ook met betrekking tot informatica, de visie van de gemeente op de ontwikkeling van het wetenschappelijk en het hoger onderwijs in deze provincie en in Breda, de participatie van de gemeente in het M.B.O.-platvorm. Ik herhaal, en dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd, dat ons college zich grote inspanning zal getroosten om het hoger on derwijs, waaronder St. Joost, te behouden en adequaat te huisves ten. De heer GARRITSEN Mag ik dan vragen waarom het college niet aanwezig was bij een overleg op provinciaal niveau waar Gedeputeerde Baartman praat met de gemeenten die het aangaat en waar Breda schittert door af wezigheid. Dan denk ik dat die betrokkenheid er niet echt is. Wethouder ADANK Als U zou weten welke initiatieven vanuit het college de afgelo pen weken ondernomen zijn richting provincie en richting rijk, dan zou U hierover anders oordelen. De heer GARRITSEN Ik vraag waarom hij niet vanuit het college aanwezig was. Er was overleg met de grote gemeenten uit Brabant over de spreiding van het kunstonderwijs. De VOORZITTER Wij hebben onze verantwoordelijkheid daarvoor en laat U maar aan ons over dat wij ons best doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 624