22 DECEMBER 1988
ook per etnische groep te vertalen. Dat kan, maar ik zeg niet
dat het zo is, mogelijkerwijs incidenteel van aard zijn. Ik denk
met de heer Berkhout dat vooral bij de Sleutelwerkplaats nu
juist door de Surinamers minder slechte resultaten zijn geboekt.
Het zou wellicht ook zo kunnen zijn dat dat volgend jaar weer
net andersom is. Vandaar dat ik wat voorzichtigheid probeer te
betrachten bij de koppeling van de resultaten van jaar tot jaar
aan een bepaalde groepering. Bij alle drie de sprekers heb ik de
bestuurlijke samenwerking aangehoord, waar uiteraard verschillen
de motieven aan ten grondslag liggen. Ik zou bijna zeggen, nie
mand heeft daar ongelijk, want het is natuurlijk een samenspel
van factoren. Uiteraard speelt daarbij de mogelijke efficiëntere
inzet van middelen. Daar heeft de heer Berkhout over gesproken.
De heer Den Boer zegt dat je de koppeling naar de verschillende
doelgroepen moet leggen en aan ervaringsuitwisseling moet doen
vanuit verschillende groepen. Ook dat is juist. Terwijl wellicht
in het preadvies er wat sterk de nadruk op is gelegd, waar wij
vanuit onze visie sterk tegenaan kijken, er zorg voor te dragen
dat de bestuurlijke samenwerking op meer professionele basis
wordt gestoeld. Niet, omdat de huidige bestuursleden niet profes
sioneel zouden zijn, maar omdat wij toch van mening zijn dat er
betere resultaten zijn te boeken, wanneer professionals uit de
vervolgtrajecten die aansluiten op dit voortracject er concreet
bij worden ingeschakeld. Het is gemakkelijker om de directeur en
het hele apparaat van het Gewestelijk Arbeidsbureau een inspan-
ningsverzoek te doen, met betrekking tot jongelui die uit dit
voortraject komen, om ze verder te begeleiden op weg naar een re
guliere job, wanneer dezelfde directeur ook al actief heeft ge
participeerd als bestuurslid in dat voortraject. Dan heb ik al
leen maar één voorbeeld genoemd, maar dat geldt uiteraard ook
voor het C.V.V., C.B.B. etc. Over de koppeling van het bedrijfs
leven het volgende. De heer Den Boer heeft er volstrekt gelijk
in dat het project bouwen aan werk hier een typisch voorbeeld
van is. Feitelijk kom je met de stichting al tot een leer-ar-
beidsovereenkomstwaarbij regulier werk in de marktsector, wat
uiteindelijk de bedoeling is, in sterkere mate verzekerd is, dan
wanneer je het daarvan scheidt. Het blijft trachten om met de
verschillende branches daarvoor afspraken te maken. Het is de
heer Den Boer bekend dat we ook daar in andere sectoren inmid
dels in enige mate aan het opschieten zijn. De samenwerking met
't Gist blijft vanzelfsprekend overeind staan, alhoewel 't Gist
als zodanig geen bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft in sa
menwerkingsverbanden, veel meer in de sfeer van ondersteuning.
Met de mensen die uit de belevingswereld komen van de jongelui
zit het wat moeilijker. Ik ga ervan uit dat, voor zover ik ze
ken, de mensen die uit de verschillende organisaties komen, zich
zeer sterk persoonlijk betrokken hebben gevoeld met de problema
tiek die daar speelt. Ik zeg in ieder geval toe dat de terugkop
peling naar de commissie over de vraag hoe gaat het nu verder,
zeker zal plaatsvinden. We zullen daar zeker de komr e maanden
op terug komen, maar het zal wellicht een half jaar bren voor
dat dat is gerealiseerd. De heer Van Dongen heeft gezegd, dat je
bezig bent om met veel inspanningen relatief weinig arbeidsplaat
sen te creëren. Aan de andere kant moet ik toch zeggen voor de
jongelui en alle groepen die op deze manier gekwalificeerd zijn