22 DECEMBER 1988 695 voorstel ligt nu voor U. Sommigen van U hebben daarbij de kantte kening geplaatst, dat' je daarbij wel aan een aantal normen en voorwaarden verbonden bent. Dat is correct. Wij hebben dit nooit verzwegen. Aan de andere kant ben ik er echter van overtuigd, dat die normen, de voorwaarden, de modelmatige aanpak en de ver doorgevoerde rekenmethodiek een maximale duidelijkheid geven en een minimale risico-positie inhouden. Je kun kiezen voor het een of voor het ander. Het college heeft gemeend te moeten kiezen voor hetgeen nu voor U ligt, omdat één van de meest belangrijke uitgangspunten toch die financiële randvoorwaarden zijn, die U in september 1987 hebt gegeven. Daarvan merkt de heer Sinke te recht op dat die financiële randvoorwaarden toen gebaseerd waren op de huidige huisvestingskosten, aangevuld met de in de Kaderno ta voor huisvesting beschikbaar gestelde middelen. Dit stadskan toor betekent dus geen méérkosten. Als U de diverse gebouwen die met deze modelaanpak van A.G.S. zijn gerealiseerd bekijkt, dan zie ik niet in dat dit leidt tot concessies ten aanzien van de externe vormgeving. Wij hebben kunnen zien dat gebouwen die op basis van dit model zijn gerealiseerd, zeer wel in een stedebouw- kundige omgeving van een hoogwaardige locatie inpasbaar zijn en ook dat de inrichting, op basis van de daarvoor beschikbaar ge stelde middelen, royaal het predicaat sober en beleggersvriende- lijk kunnen doorstaan. Directe vergelijkbaarheid van het door ons bezochte kantoor geeft de mogelijkheden aan om ook op deze belangrijke locatie aan de ingang van de binnenstad met het zicht op de toren eisen te stellen, zowel stedebouwkundig als ar chitectonisch en dat het ondanks de beperkingen qua vormgeving kan. De conclusie die de heer De Bruijn in dat verband trekt ten aanzien van de keuze van de architect is op zich niet onlogisch, maar daarmee hebben we nog niet gezegd dat de keuze van de archi tect is vastgelegd. De heer DE BRUIJN Dat heb ik ook nadrukkelijk beweerd. Wethouder RöMKENS Ik wilde ook gebruik maken van Uw bewering. Diverse fracties heb ben ook gesproken over de S.O.W.-rapportage. Ik wil liever spre ken over de rapportage die via de S.O.W. namens de gezamenlijke M.C.'s is ingebracht, anders lijkt het alsof het iets is van openbare werken alleen. Ten aanzien van de kinderopvang heb ik in de commissie gezegd, en het staat ook in het preadvies, dat wij op dit ogenblik van mening zijn, dat in samenwerking met an dere bedrijven in de stad nagegaan kan worden of er een vorm van kinderopvang gerealiseerd kan worden. Daarnaast heb ik eror gewe zen dat dit volledig past in de beleidsnota kinderopvang van wet houder Van Raak. Ik ben graag bereid toe te zeggen dat, wanneer de realisering van een en ander problemen oplevert, wij dat tij dig zullen terugkoppelen. Overigens wil ik opmerken dat met name wethouder Sandberg, in het kader van zijn personeelsbeleid, ook nadrukkelijk aandacht besteedt aan het aspect kinderopvang als onderdeel van onze werkgeverstaak. Het is niet alleen een kwes tie die wethouder Van Raak, wethouder Rattink of mijzelf aan gaat, maar het is zelfs een bijna college-breed gedragen zorgge bied. Wat betreft de bestaande panden het volgende. In het be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 695