22 DECEMBER 1988 De heer DE BRUIJN Ik heb geen nadere vragen naar aanleiding van de beantwoording van Uw college. Ik heb wel een opmerking in de richting van de wethouder van financiën en planning over de procedure waarover met name de kleine fracties gepraat hebben. Wij hebben tijdens de begrotingsbehandeling gehoord dat deze commissievergadering zou plaatsvinden, maar het hele functioneren in de afgelopen maand en de grote werkdruk zijn voor de kleine fracties de reden geweest om dit aan de orde te stellen. Wethouder RöMKENS De heer Sinke heeft volgens mevrouw Pellis via de microfoon zijn burgers geïnformeerd. Ik hoef dus niets meer te doen. De heer Bokkelkamp heeft het over publieksvriendelijk. Ik denk dat U ge lijk heeft, maar om publieksvriendelijk te werken is het belang rijk voorwaarden te scheppen zodat die ambtenaar dat ook kan. Je kunt zo publieksvriendelijk zijn als je wilt, maar als je de bur ger de hele stad rond moet sturen dan zal hij van de publieks- vriendelijkheid van die ambtenaar niet kapot zijn. We willen daarin voorwaarden scheppen en ik ben ervan overtuigd dat dat ook zijn invulling krijgt. In de richting van mevrouw Pellis wil ik nogmaals bevestigen dat wij relevante ontwikkelingen op basis van hetgeen waar we nu mee bezig zijn in de commissie aan de or de stellen. Overigens ben ik graag bereid de positieve ervarin gen van de commissie ad hoc in het college als voorbeeld te ge ven om bij de besluitvorming van andere projecten daar een voor deel mee te doen. Ten aanzien van de procedure waarover de heren De Bruijn en Boshart hebben gesproken het volgende. Ket was mijn bedoeling niet om het te bagatelliseren. Wij hebben een bepaalde procedure. We zouden in september in de commissie zitten en op 1 oktober zoud* n in het kader van de convenant eventuele gronden beschikbaar komen. Wil je met een minimum aan renteverlies een en ander realiseren, dan zul je zo snel mogelijk duidelijkheid moeten hebben van de raad. Maar ik zeg U toe dat door het colle ge gewaakt zal worden over de kleine fracties. Wethouder Rattink gaat nog in op de invulling van terreinen. Wethouder RATTINK Op de stedebouwkundige invulling zijn we vorige keer in de com missie uitvoerig ingegaan. Alle fracties hebben gevraagd naar de kwaliteit van het uiterlijk en de vormgeving van het gebouw. Er was toen al even gekeken hoe het andere kantoor, zoals wij dat op het oog hadden, er naast zou kunnen en of dat op hetzelfde terrein zou kunnen. Ik heb toen ook gezegd dat we dat schetsje ter visie leggen, maar dat betekent niet dat het inderdaad zo wordt. Tevens heb ik gezegd dat het in het voornemen ligt om de architect, die het stadskantoor zal bouwen, ook een stedebouwkun dige invulling te laten maken om te kijken hoe op zijn ontwerp het andere kantoor zou moeten aansluiten. Dit houdt niet in dat hij ook de architect van het tweede kantoor is, maar hij geeft wel de stedebouwkundige invulling aan. De heer DE BRUIJN Dat vindt toch wel plaats op basis van de randvoorwaarden van de stedebouwkundige uitgangspunten zoals die bij openbare werken 702

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 702