22 DECEMBER 1988 71^ lijkheid van de burgers voor elkaar en voor hun voorzieningen, dient het vrijwilligerswerk een belangrijke plaats in te nemen. Vrijwilligerswerk is voor de samenleving als geheel en voor de emancipatie van individuele burgers, van grote waarde. Daarom wil het C.D.A. voorrang geven aan het beleid dat gericht is op het bevorderen van vrijwilligerswerk, aan het stimuleren van vrijwilligersactiviteiten op alle terreinen en aan het beleid dat ruim baan geeft aan zo veel mogelijk mensen om zich vrijwil lig in te zetten voor elkaar en de samenleving. De overheid heeft hierin vooral een stimulerende en voorwaardenscheppende taak. Terughoudendheid in de regelgeving is hierbij zeker ge wenst. Dit houdt o.a. in dat de lokale overheid, naast een ac tief promotie-beleidzijn beleid moet richten op het opheffen, c.q. het voorkomen van factoren die burgers verhinderen in het vrijwilligerswerk te stappen. Ik herinner U aan onze discussie over het minimabeleid waar we ten aanzien van belemmeringen, van mensen met een smalle beurs om in het vrijwilligerswerk te stap pen, gesproken hebben. Dit betekent onder meer een oplossing voor de onduidelijkheid rondom de positie van de vrijwilligers met betrekking tot onkostenvergoeding, verzekering voor wettelij ke aansprakelijkheid en verzekering voor ongevallen. Tevens bete kent het het creëren van mogelijkheden tot scholing, o.a. op be stuurlijk organisatorische vlak, en het creëren van voorwaarden zodat de vrijwilliger de nodige en door hem gewenste concrete on dersteuning kan krijgen. De nu voorliggende nota is een vertrek punt en is geen eindverhaal. Dit werd in de commissievergadering door het college bij monde van de voorzitter erkend en ook zo ge duid. Wij nodigen het college uit, tot een nadere uitwerking om met name het in het programakkoord gestelde volledig waar te ma ken. Wij verzoeken derhalve het college, met inachtneming van de te voren uiteen gezette C.D.A.-visie, bij de nadere uitwerking sectorgewijs zo mogelijk een aansluiting te zoeken bij de nota vrijwilligerswerk van het Ministerie van W.V.C. en de nota's van de interdepartementale commissie voor vrijwilligerswerk. Hiermee spelen we duidelijk ook in op het vrijwilligersbeleid dat de rijksoverheid wenst te voeren en voert en op die manier kan ook dat in Breda gestalte krijgen. Het college stelt op dit moment geen middelen vrij te maken voor een vrijwilligersbeleid. Wel kunnen vergoedingen binnen de beschikbare volumes van subsidies aangevraagd worden. Voor professionele organisaties die vrijwil ligers in het werk inschakelen dient het binnen de begroting van dezelfde organisaties te geschieden. Op zich is dat een drempel. Voor vrijwilligersorganisaties waar geen subsidierelatie mee be staat of vrijwilligers waar überhaupt geen subsidierelatie mee bestaat, zijn derhalve geen concrete middelen aanwezig en zullen voor 1989, blijkens het voorstel, geen middelen aanwezig zijn aangezien het totale volume is uitgegeven. Wij verzoeken U hier mee in 1990 nadrukkelijk rekening te willen houden. Voorts ver zoeken wij het college een actief stimulerings- en promotiebe leid uit te werken. We nemen aan dat de door ons gevraagde nade re uitwerking van de nota ons voor de begrotingsbehandeling 1990 zal bereiken. Kunt U ons dit toezeggen? Mevrouw VAN BEUSEKOM

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 714