25 FEBRUARI 1988
87
mens de raad zeer veel dank en voor de toekomst erg veel succes.
Ik wil graag aan Nel een bloemetje overhandigen als blijk van
waardering voor het feit dat je hem zo hebt moeten missen. Ik
ben niet de laatste die naar het stadhuis 's morgens komt, maar
Hein was meestal al om 8.00 uur binnen en om 19.00 uur s avonds
was hij er bijna nog altijd. Dat betekent met alle reizen van
huis en naar huis, dat je hem niet vaak hebt gezien. Ik hoop dat
dat beter wordt, want hij blijft hetzelfde aantal kilometers rij
den. De afstand is precies hetzelfde als naar Breda. Ik hoop dat
Hein toch wat meer tijd zal vinden. Als dank en waardering zou
ik je graag deze bloemen willen overhandigen.
De heer GOOS
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Asperen, mevrouw Van Aspe-
ren-Smits, hierna te noemen Hein en Nel, dames en heren; namens
de raad wil ik graag een enkel woord zeggen bij het afscheid van
U, Hein, als zesde gemeentesecretaris van deze stad Breda. Be
wust zeg ik een enkel woord, want velen zullen het met mij eens
zijn, wat moet je nou in godsnaam zeggen tegen iemand die geroe
pen is, althans in deze raad, om zijn mond te houden jaar in
jaar uit. U komt nog goed weg vergeleken bij Uw voorganger, Jan
van den Dam. Die heeft dit namelijk 20 jaar moeten volhouden tus
sen het politieke gewoel in deze raadszaal en hij heeft maar moe
ten luisteren. Het enige wat Uw voorganger mocht was het voorle
zen van de namen van onze raadsleden bij stemmingen enz. Dit was
zelfs voor U de laatste tijd al niet meer weggelegd. Toen de
burgemeester, en er werd juist aan gerefereerd, werd benoemd,
viel dit gelijktijdig met de wisseling van het gemeentelijk se
cretariaat hier ter plaatse. Uw voorganger, Hein, een man met
een proefschrift over Arnold Leon Diepe, werd destijds vanuit de
functie van directeur van de gemeentelijke dienst voor sociale
zaken en hulsvesting benoemd tot secretaris van deze gemeente. U
kwam vanuit een andere directeursfunctie, nl. van de dienst be
plantingen. Tijdens die functie en het benoemd zijn als secreta
ris schreef U het welbekende proefschrift: "samenhang ontwerp en
uitvoering bij het scheppen en de instandhouding van de groen
voorziening". Fijne herinneringen heb ik persoonlijk overgehou
den en met mij meerdere mensen, toen we aanwezig waren bij het
gebeuren in Wageningen destijds. U had dit proefschrift gekozen
ter verkrijging van de graad van doctor in de landbouwweten
schap. Het is juist dit proefschrift wat ik erop nageslagen heb
om wat meer inzicht te krijgen in Uw studieloopbaan, het vele
waarvoor U werd geroepen en de vele landen waar U destijds hebt
vertoefd. Ik noem er een paar: het behalen van het kandidaatsex
amen technisch economisch bosbouw in 1963, een studie in Frank
rijk, in Zwitserland de organisatie tot opleiding van bosarbei-
ders en de veillgheidaspecten bij het werken in het bos, in 1966
naar Madagaskar, een studie inzake houtleveranties voor de pa
pierindustrie, opdrachten gingen uit naar Swazieland en Zuid-Ame-
rika, in 1967 naar Gabon om herbebossingsprogramma's op te zet
ten in tropische regenwouden. Vanuit Uw werk bij het bureau
Berenschot naar de Verenigde Staten. Nigeria en Soedan zijn voor
U ook geen vreemde landen meer. Waarom deze opsomming? Er is
maar één vraag, die wij nooit goed hebben kunnen beantwoorden.
Hoe kon het gebeuren dat Hein van Asperen zich geroepen voelde