2 MAART 1989 108 ting 1990 met concrete invul-voorstellen voor deze functie wilt komen De heer SINKE In de eerste termijn heeft het college veel van de door mij ge stelde vragen beantwoord, en is ingegaan op een groot aantal op merkingen. Enkele onbeantwoord gebleven vragen wil ik vanavond nog eens herhalen, terwijl ik bovendien inga op enkele tot reac tie uitlokkende beschouwingen. In de eerste plaats het stedelijk knooppunt. In mijn eerste termijn heb ik U gevraagd pas tot defi nitieve invulling van de formatie-uitbreidingen over te gaan, na dat op grond van het masterplan bekend is geworden waar de nood zaak tot uitbreiding zit. Ik verzoek U op dit punt alsnog in te gaan. Wethouder Rattink heeft op mijn vraag om aan maatschappe lijke organisaties en dergelijke voldoende ruimte te bieden, of een inbreng te leveren bij het vormgeven aan Breda stedelijk knooppunt het volgende geantwoord: "ook overleg met andere be trokkenen zal vanzelfsprekend waar nodig plaatsvinden". Ik ver zoek U bij de rapportages over de ontwikkelingen van het stede lijk knooppunt aan te geven met welke betrokkenen dat overleg ge voerd is. Overigens zijn wij het met wethouder Rattink eens dat er geen tegenstelling behoort te zijn tussen knooppuntzaken en gewoon doorlopende zaken. Wat betreft het financiële gedeelte van de Kadernota het volgende. Naast de nog resterende vraag be treffende de investeringsimpuls 1990 wil ik ingaan op mijn opmer king inzake het bewaken van de gevoteerde gelden. In Uw reactie haakt U in op de output-gerichte begrotingsopzetKunt U aange ven hoe het staat met de output-begroting voor de verschillende diensten? De heer Koekkoek stelt in zijn Algemene Beschouwing dat eventueel nog beschikbaar geld bij de opstelling van de be groting 1990 allereerst moet gaan naar herstel van bezuinigings- schade. Met de wethouder is het C.D.A. van oordeel dat op dat mo ment de bezuinigingseffecten bezien moeten worden in afweging met gewenste of noodzakelijke vormen van nieuw beleid. Deze afwe ging past in de voortdurend kritische kijk op uitgaven en inkom sten. De vraag welke raad de Kadernota 1991 moet behandelen heeft geleid tot een antwoord dat enige overpijnzing waard is. Het C.D.A. heeft de voors en tegens van de door U voorgestelde methodiek de revue laten passeren. Een 100$ bevredigende oplos sing is naar ons oordeel voor dit probleem nauwelijks te vinden. Dat betekent dat gekeken moet worden naar de meest werkbare op lossing. In die zin staan we positief tegenover de door U ont vouwde gedachte. Wel vraagt het van alle fracties zelfdiscipline om niet een Inhoudelijke invulling te geven aan de budgettaire ruimte. Vanuit deze positieve intentie is het C.D.A. bereid de komende tijd met U verder over dit onderwerp door te denken. In het kader van de experimenten buurtbeheer heeft het C.D.A. ge vraagd om een extra evaluatiepunt op het gebied van het groeien de verantwoordelijkheidsgevoel. Ik verzoek de wethouder daar in de tweede termijn alsnog op in te gaan. Wat betreft de door het C.D.A. ingediende motie het volgende. Het college heeft gevraagd de motie te verbreden, in die zin, dat de beoogde raadsuitspraak voor adhesie-betuiging wordt voorgelegd aan besturen van andere gemeenten waar van stadsverwarming gebruik wordt gemaakt. Met ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 108