2 MAART 1989 121 status van Breda als D-gemeenten"Wat mij wel ontgaat is de re latie die de wethouder legt tussen deze status en de inhoud van onze motie. De verruiming van bevoegdheden met betrekking tot het bijstandsbeleid in het kader van de D-gemeentenstatus is mar ginaal, experimenteel en incidenteel. Het gaat zelfs om een mar ginale verruiming en er is geen zekerheid dat de bevoegdheden in de toekomst zullen worden gecontinueerd. Het gaat slechts om een paar gemeenten. Waar de wethouder aan refereert, is een uitvloei sel van het dereguleringsbeleidWaar de Lisa-fractie aan refe reert, is een structurele verbetering van het sociale beleid. De motie wordt derhalve gehandhaafd. Met betrekking tot het betoog van de wethouder van cultuur, sport en recreatie kan gesteld wor den, dat deze onze verontrusting over met name het cultuurbeleid niet heeft weggenomen. Nog steeds is er geen sprake van een cul tuurbeleid. De raad wordt een aantal losse notities en nota's in het vooruitzicht gesteld. Wat daarvan de samenhang is, is vaak niet duidelijk. Zo kunnen wij bijvoorbeeld een beleidsnota open bare bibliotheek verwachten, maar over de verkoop van het hoofd gebouw Karrestraat en over de plaats van de nieuwbouw en de rela tie, zowel ruimtelijk als functioneel, tussen de bibliotheek en het nieuwe instituut voor kunstzinnige vorming wordt een heel an dere besluitvormingsprocedure doorlopen. In mijn bijdrage in eer ste termijn heb ik verschillende collegeleden gevraagd een globa le inschatting te geven van de verwachte positieve effecten van de knooppuntstatusvan onder andere de veiligheid van de Breda se burger, van het minimabeleid, van het milieu en van het cul tuurbeleid. De behoedzaamheid waarmee de diverse portefeuillehou ders rond deze vraag slopen, meestal kwam er niet eens een ant woord, geeft aan dat het college nauwelijks zicht heeft op de knooppunt-consequenties. Tenslotte kom ik bij de burgemeester. De VOORZITTER Eind goed al goed. De heer BOSHART Graag zou ik even willen stil staan bij Uw opmerking over de be schikbare spreektijd. Dat U formeel gelijk heeft bestrijd ik niet. Wel meen ik bij Uw mening te bespeuren, dat spreektijd ei genlijk zou moeten worden verdeeld naar rato van het aantal frac tieleden. Betekent dat dat ook U een aanhanger bent geworden van de theorie, dat de kwaliteit evenredig toeneemt met de kwanti teit? Ik mag U eraan herinneren dat een x-jaren geleden ook de dinosaurussen dat standpunt huldigden. Je hoort nu weinig meer van hen, want ze hebben plaats gemaakt voor een diersoort dat ook de dinosaurussen als een luis in de pels zouden hebben be schouwd De heer GARRITSEN Ik wil op een aantal punten terugkomen naar aanleiding van de be antwoording door de wethouders. Mij valt op dat er nogal wat ant woorden gegeven zijn die op het eerste gezicht in strijd met el kaar zijn. Het lijkt erop dat de bijdragen van de onderscheiden collegeleden nauwelijks gelezen zijn. Naar aanleiding van mijn opmerkingen over de geringe kwaliteit in het bestuur, over noti ties die worden aangeboden en weer ingetrokken, over het verande-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 121