2 MAART 1989
129
gingen meewegend. Als dat de bedoeling is van de heren Koekkoek
en Sinke dan denk ik dat we op dezelfde lijn zitten. Naar aanlei
ding van een opmerking van de heer Koekkoek nog het volgende.
Het zou kunnen zijn dat bij sommigen de indruk gewekt is dat er
nog vrij in te zetten middelen op dit ogenblik aanwezig zouden
zijn. Er is namelijk 9 ton van de zogenaamde vrije structurele
ruimte eenmalig ingezet, maar daarmee zijn ze wel ingezet en dat
betekent ook dat ze éénmalig zijn ingezet. Zou er dus additione
le ruimte nodig moeten zijn, dan zijn daarvoor extra middelen no
dig die uit meevallers kunnen komen, danwel door andere priori
teitsweging achteraf. Er moet niet de indruk bestaan dat er bij
het volgen van het besluit bij het college een voorstel van het
college dat er nu ligt, er nog vrij in te zetten ruimte voor
1990 overblijft. Overigens wil ik daarbij nog opmerken dat wij,
als alle zaken zouden tegenvallen, de eenmalige middelen die nu
in de begroting zitten, voor een belangrijk deel nodig hebben
voor het creëren van een sluitende begroting 1991. Maar nu ben
ik echt somber. Ik denk dat ik het daarmee duidelijk uiteen ge
zet heb. Ik ben blij met de opmerking van de heren Koekkoek, Sin
ke en Taks waarin zij instemmen met de door het college voorge
stane methodiek met betrekking tot de Kadernota 1991. Daarbij
zullen de gemaakte opmerkingen nadrukkelijk meegenomen worden.
Daarnaast kan ik U toezeggen dat de evaluatie met betrekking tot
het functioneren van de Kadernota uiteraard op een dusdanig tijd
stip beschikbaar is, dat die bij het hele proces en verdere ont
wikkeling meegenomen kan worden. Ik vind dat zo vanzelfsprekend
dat ik daarop in eerste termijn niet ben ingegaan. Over de opmer
king van de heer Koekkoek met betrekking tot het beleidsinstru
ment RIEOs en BIEO's het volgende. Het is geen beleidsinstru
ment, maar een presentatievorm. Dat dit in de commissie finan
ciën door een lid van Uw fractie zo genoemd is, heeft iedereen
kunnen horen, maar uit de vakliteratuur blijkt en dat is waar
schijnlijk voor het merendeel van de raad niet bekend, dat het
RIEO en BIEO-instrument alom in diverse gemeenten een bekeken
zaak is en wij willen daar ook vorm aan geven. Kortom, wij wil
len op een zo duidelijk mogelijke wijze de raad de rekening en
de begroting presenteren. Over de voorlichting het volgende. Ik
dacht dat wij toch in het kader van de voorlichting over het mi
lieu, los van de specifieke voorlichting die via het Milieu Edu
catief Centrum plaatsvindt en die nu nog meer mogelijkheden
krijgt dankzij Uw positieve instemming met de formatie, niet één
Indruk, maar diverse Indrukken in voorkomende gevallen presente
ren. Vele malen wordt met name vanuit de sector milieu een Uit
leg verstrekt, en dat is dan meestal buurt- of wijkgericht als
we daar met bepaalde zaken bezig zijn. Maar zeker zo belangrijk
en daar wil ik U toch op wijzen is, dat wij 6 maal per jaar in
de huis aan huis bladen, een volledige natuur- en milieu-educa
tiekalender over een volle pagina aan de Bredase bevolking pre
senteren. Ik ben met U eens dat de voorlichting in verband met
mentaliteitsbelnvloeding erg belangrijk is en dat dat zeker ook
bij voortduring onze aandacht heeft. Wat moeilijker is de vraag
die U gesteld heeft met betrekking tot de milieukosten en de re
latie tot de minima. U heeft Uw uitspraak gedaan naar aanleiding
van de publicaties die daarover zijn verschenen in verband met
het nog te presenteren milieu-beleidsplan. Op de eerste plaats