22 MAART 1989 157 gaan. Ik kom nu bij een aantal detailvragen: de kwestie van de geluidswal. Daar komen wat tegenstrijdige geluiden over. Er wordt van de zijde van de woonwagenbewoners, die zich daar des kundig hebben laten bijstaan, gezegd dat dat niet zo hard is. U merkt dat wij in ons voorstel, althans in de bijlage waar de kos ten op staan, ervan uitgaan dat die verplichting hard is. Desal niettemin zijn wij bereid om dat nader te onderzoeken en met de provincie te gaan praten. De tweede vraag, heel concreet, is de kwestie van de inspraak. We hebben het in talloze commissieverga deringen, want de heer Garritsen beschouwt dat als een eigen stokpaardje, daar al uitgebreid over gehad. Zijn laatste opmer king, in de laatste commissievergadering, was eindelijk een keer iets waar ik wel instemming mee kon hebben. Hij vond het toen te recht dat er maar 2 locaties telkens naar buiten kwamen. Dit van wege de argumentatie: we gaan niet heel de stad overhoop halen. Er moet een gericht voorstel zijn en op basis daarvan plegen we inspraak. We hebben op andere manieren, en ik hoorde de heer Mar tens daarop inspelen, geprobeerd de woonwagenbewoners tot uit spraken uit te lokken en proberen te polsen wat daar leefde. Daar ben Ik vanaf mei vorig Jaar mee begonnen en U kunt mij voor wat betreft dit geluid onmogelijk verwijten, dat ik niet regelma tig heb geprobeerd om toch met de woonwagenbewoners de zaak door te spreken en voorstellen, daar waar mogelijk, aan te passen. De heer Derijckere vraagt of contractueel vast te leggen is dat af gezien wordt van de artikel 10 standplaatsen. Nee, dat is niet vast te leggen. Het is alleen een mededeling die mij tot nu toe overkomen is. De bewoners van Driekoningenoord, die in aanmer king wensen te komen voor Eikdonk, zien op dit moment af van een artikel 10 standplaats. We kunnen dit niet zwart op wit krijgen, op dit moment althans, omdat ik nog niet eens zeker weet of, en dat hangt af van het bedrijfskundig onderzoek wat op dit moment gehouden wordt, zij inderdaad in aanmerking komen voor een be drijfslocatie daar. Dat wil zeggen of hun bedrijf levensvatbaar is. Mevrouw Van Beusekom vraagt of er ooit gesproken is over de financiële problemen tussen rijk en provincie? Regelmatig, ik heb als voorzitter van het woonwagenschap reeds bij het vaststel len van het kaderplan 1986 mijn verbazing laten blijken over de hardheid, waarmee de provincie enerzijds zich tegenover de overi ge gemeenten opstelt. Zij moeten in ieder geval in de bestem mingsplansfeer zaken aanleggen, terwijl het zo goed als zeker is dat daar in feite geld verkwist wordt, omdat er voor die plaat sen totaal geen belangstelling is. We hebben toen, met alle voor zitters van de woonwagenschappen in Brabant, uitgebreid met me vrouw Hubers van de provincie een discussie gehad over het nut daarvan. Enerzijds verhoogt zij de taakstelling van de centrumge meente en anderzijds blijft zij hameren op de verplichting van de kleine gemeenten,waarvan we zeker weten dat er nooit iemand naar toe zal gaan. Het bestuur van het woonwagenschap heeft rich ting provincie laten weten dat zij de deelnemers niet zo hard meer op die verplichtingen zullen wijzen als zij voorheen gedaan hebben, gegeven het feit dat wij het onzinnig vinden dat elders in die plaatsen grond gereserveerd wordt waar nooit iets mee zal gebeuren. We hebben de provincie hier mee geconfronteerd. In de zelfde zin hebben we het rijk geconfronteerd met de, toch te recht genoemde, belachelijk lage vergoeding die wij krijgen voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 157