27 APRIL 1989
186
VAN EEN VERGUNNING VOOR HET HOUDEN VAN EEN KERSTHAPPENING
OP DE HAVERMARKT.
Akkoord
79. AANMELDEN VAN DE GEMEENTE BREDA ALS KANDIDAAT-LID VAN DE
VERENIGING LAGERE OVERHEDEN TEGEN APARTHEID (LOTA).
De heer KOEKKOEK
In april 1986, nu 3 jaar geleden, nam de gemeenteraad een motie
aan waarin duidelijk werd aangegeven in welke richting de raad
denkt, als het gaat om de bestrijding van het apartheidsregime
in Zuid-Afrika. Sinds die tijd is het een tijdlang redelijk stil
geweest. Ik vind het voorstel, zoals dat er nu ligt, om Breda te
doen aansluiten bij de verenging LOTA een volgende stap; een
stap die in het verlengde ligt van hetgeen de raad in april 1986
heeft vastgesteld. Het is natuurlijk niet alleen het aanmelden
als lid van de vereniging LOTA. Zo gauw we lid zijn zal de raad
keer op keer moeten vaststellen of de raad de wensen en de voor
stellen van de vereniging wil gaan uitvoeren. Vandaar ook dat ik
in de commissie regelmatig de aandacht heb gevraagd voor artikel
2 van de statuten en met name lid 3: dat de vereniging geen be
voegdheid van haar leden overneemt, maar dat elk lid bevoegd is
te bepalen aan welke activiteiten ze wel of niet wenst deel te
nemen. Voor de P.v.d.A. betekent dat, dat het lid worden van de
vereniging een stap is, maar dat daarna, toch zeker wat ons be
treft, een aantal verdere stappen moet en zal volgen.
Mevrouw WOUTERS-KOOTSTRA
De weg tussen de indiening van de PvdA-motie met betrekking
tot lidmaatschap van LOTA en het nu voorliggende voorstel daar
toe, is een zorgvuldige geweest. Zowel in de fractie als in de
commissie algemene zaken is het meerdere malen aan de orde ge
weest, waarbij een duidelijke stellingname pro en contra was. On
ze fractie heeft te kennen gegeven dat na de eerste discussie in
de commissie algemene zaken, waarbij wij een aantal kritische
vragen en opmerkingen naar voren hebben gebracht, onze stelling-
name ten aanzien van dit onderwerp op een juiste wijze in het
•preadvies is verwerkt. Veelvuldig hoorden wij het standpunt dat
zaken betreffende het buitenlands beleid niet des gemeentes
zijn, maar slechts de rijksoverheid aangaan. Zonder daarover in
discussie te treden kunnen we ook constateren dat de betrokken
heid van burgers en lagere overheden met principiële zaken, als
onder meer het apartheidsregime, groeiende is, en dat aller we
gen gezocht wordt naar manieren om deze betrokkenheid om te zet
ten in instrumenten die de regering van Zuid-Afrika duidelijk
maken dat dit apartheldsbeleid in de ogen van de westerse wereld
mensonwaardig en niet toelaatbaar is. Diverse wetenschappelijke
en bestuurlijke publicaties hebben aangetoond dat er wel dege
lijk binnen bepaalde marges mogelijkheden hiertoe bij de gemeen
tebesturen liggen. Het uitgangspunt van onze fractie is en
blijft dat het gemeentelijk beleid het rijksbeleid niet tegen
werkt. In een dergelijk geval zouden toch daartoe strekkende lo
cale besluiten door De Kroon worden vernietigd. Wel ondersteunen
wij de doelstelling van LOTA om gesprekspartner van de landelij-