1 JUNI 1989 227 van algemene maatregelen van bestuur. De heer De Leeuw spreekt de hoop uit dat de praktijk net zo succesvol is als de start. Wij zijn voornemens om U, als commissie, niet alleen te informeren over de voortgang, maar U ook tegelijkertijd bij de toegezegde discussie die we hebben over de opzet van de integrale nota mi lieubeleid van de gemeente, een afspraak die we bij de kadernota met elkaar hebben gemaakt, een stuk terugkoppeling, evaluatie, te geven van de tot nu toe genomen stappen. In dit verband wil ik in de richting van mevrouw Pellis zeggen, met betrekking tot het emissiepunt waar zij het over had, met name de contacten met de intensieve veehouderijen, dat ik op 7 maart daar een eerste af spraak over heb gemaakt. Naar aanleiding van de positieve reactie vanuit de commissie en de verwachting dat de raad zich ook zo hierover zou opstellen, heb ik alvast een voorafspraak gemaakt om, zodra de raad een besluit heeft genomen, tot nadere afspraken met de belangenorganisaties te komen, om te kijken hoe we samen invulling kunnen geven aan dit beider belang. Ik denk dat ik U daarover op korte termijn in de commissie kan informeren. Belang rijk is daarbij dat vanuit de organisatie, die de veehouderijen overkoepelen, in positieve zin is gereageerd. De heer Van den Wijngaard zegt terecht dat het belangrijkste van het hele verhaal een stuk voorlichting, een stuk educatie, is. Ik wil dat van har te onderstrepen. Ik denk dat je pas iéts van de mensen kunt vra gen en dat je eisen kunt opleggen als je eerst het belang daarvan hebt duidelijk gemaakt. Dan kom ik meteen aan de treurige opmer king van mevrouw Pellis. Ik heb het helemaal niet gevoeld als een kritiek in mijn richting, maar ik ben het van harte met U eens. Ik heb in de loop der jaren geleerd dat je step-by-step (klein beetje, bij klein beetje) verder moet komen. En wellicht dat het wervende karakter, in aansluiting op het voorlichtende karakter, er in zou kunnen liggen als we eens alle portefeuillehouders van het gewest deze nota preventief bodembeschermingsbeleid zouden doen geworden en op het eerstvolgende portefeuillehoudersoverleg met het gewest zouden bespreken. Ik ben het met U eens dat 1200 uur dienstverlening voor een gewest van 21 gemeenten eigenlijk nu niet iets is om erg trots op te zijn. Ik neem die boodschap graag mee als ik straks mijn andere pet weer op zet. Voor de riolering vraagt U ook aandacht. Wij hebben afgesproken bij de kadernota dat er, mede tegen de achtergrond van de notitie van de provin cie, aan het eind van dit jaar een totaal-notitie aan Uw raad ge presenteerd zal worden. Daarbij zal tevens aangegeven worden hoe de financiering van de extra investeringen gestalte moet krijgen waarbij tevens aan de raad voorgelegd zal worden hoe een en ander gedekt moet worden; of via tariefsverhoging öf anderszins. Dat wordt een politieke besluitvorming. Maar los van dit alles kan ik U wel zeggen dat de besluiten van Uw raad, om onder meer het ri oolrecht onderwerp te laten uitmaken van het afschrijvingsbeleid, met name de categorie waar U aandacht voor vraagt, in dit verband dus de aandacht reeds hebben. Daarbij wil ik overigens wel opmer ken, en dat geldt voor alle maatregelen die we moeten nemen, dat ik de opmerking van de heer De Leeuw als een voorschot ten princi pale van harte onderschrijf. Mevrouw PELLIS

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 227