29 JUNI 1989 252 uit. De slechte kant is om het daadwerkelijk te gaan beschouwen als een contract, meer in de sfeer van zijn juridische betekenis, waarbij partijen elkaar op een ongelooflijke manier binden. Je ziet dergelijke ontwikkelingen ook elders die je soms de wenkbrau wen doen fronsen. Ik verwijs ook naar het rijk waar men contract management onder zelfbeheer etc. opstart. Of dat nou helemaal de Ïoede gang is weet ik niet, maar ook van die ervaring moeten we eren. Een goede kant is, en we streven ernaar om daaraan in Bre da gestalte te geven, dat Je te maken hebt met een instrument dat kan leiden tot een doelmatiger en efficiënter beheer. Dat staat parallel geschakeld aan een stuk terugdringen van de regelgeving. Maar als het leidt tot een papieren rompslomp, mijnheer Garrit- sen, dan moeten we er zeker niet mee door blijven gaan. Als er een aantal zaken zichtbaar gaat worden en als we op basis van con tractmanagement zakelijk met elhaar omgaan, en we proberen te be sturen op prestaties, dan denk ik dat we de goede kant opgaan met het experiment. Een slechte kant zou ook zijn om de algemene re gelgeving te verlaten door er specifieke regelingen aan ten grond slag te leggen, bijvoorbeeld ten aanzien van personeelsbeleid, die zich niet verhouden met de regelgeving die we voor de rest van het hele apparaat hebben. Vandaar dat ik ook zeg: het moet passen binnen het bestaande stramien. Het moet de algemene regel geving niet ondersneeuwen en op basis van contractmanagement zou den we kunnen komen tot een juiste definiëring van de produkten. Hoe lang moet het experiment duren? We hebben in de commissie af gesproken, dat het op basis van de door Uw raad vastgestelde be groting, tot en met 1990 zou kunnen duren, dat betekent I5 jaar. We hebben met betrekking tot de evaluatie een aantal afspraken met elkaar gemaakt en ik denk dat we gedurende de I5 jaar dat het experiment loopt, ook de inhoud van de evaluatie nog eventueel na der kunnen bijstellen. Ook wat dat betreft moeten we uiteraard enige ervaring opdoen. De heer De Leeuw heeft een vraag gesteld waar ik geen enkel misverstand over zou willen laten bestaan. Er staat in de toelichting en in het preadvies dat het contract nooit en te nimmer een vervanging zou kunnen zijn van arbeidsrech telijke verhoudingen. Er is geen enkele aanleiding om te zeggen dat het op den duur daarheen zou kunnen leiden, noch dat het een vervanging zou kunnen zijn van het arbeidscontract. Ik denk dat de reguliere verhoudingen die er bestaan, en dat heeft ook me vrouw Van Beusekom gevraagd, tussen raad, college versus ambte lijk apparaat via het contractmanagement nooit op een andere wij ze geregeld zouden kunnen worden. In de richting van de heer Van Dongen het volgende. Ik heb ook nadrukkelijk aangegeven in de al gemene regelgeving, dat we zeker niet voornemens zijn contracten met welke dienstonderdelen ook buiten de raad om te sluiten. Dat zou feitelijk ook niet kunnen omdat we een contract-egalisatie fonds alleen maar gesanctioneerd door Uw raad zouden kunnen in stalleren of zouden kunnen initiëren. Nieuwe contracten vergen met betrekking tot dit onderdeel in ieder geval een raadsbesluit. Als wij menen dat wij ook met een ander dienstonderdeel een con tract zouden kunnen aangaan, dan zal dat in goed overleg met Uw raad gebeuren. Het spreekt vanzelf dat het contract 1990 voor wat betreft dit onderdeel van de milieudienst moet corresponderen en afgestemd moet zijn op de begroting 1990, die door Uw raad aan het einde van dit jaar wordt vastgesteld. Ook het contract 1989

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 252