26 JANUARI 1989 30 handeld had moeten worden. De wethouder deelde toen die mening niet. Naderhand heb ik het in de fractie ingebracht en die is het met mij van mening, en daarom vraag ik nu de mening van het college over dit voorstel. Het stuk wordt daarnaast veel te laat in de commissie en in de raad behandeld, aangezien de woningen van Maria Mediatrix al toegewezen zijn en Hooghout al ver in pro cedure is. Mensen zijn al aangeschreven en hebben allerlei proce dures al doorlopen. Je kunt niet zeggen: "wij zorgen voor een of andere vertraging". Het is helemaal niet correct, zoals dat hier, op deze wijze, gebeurd is. Onze vraag is: kunt U toezeggen dat dit stuk in de commissie M.D.S.O. behandeld wordt? Voorts wil ik nog ingaan op één kleine passage in het raadsvoorstel zelf. Daar staat in dat op 23 oktober 1986 Uw college al de in stemming van alle betreffende tehuizen vernam. De vraag van onze fractie is: wanneer is het advies van de S.W.B. binnengekomen? De heer W. VAN DONGEN In de commissievergadering heeft de C.D.A.-fractie zich van standpuntbepaling onthouden, omdat wij vonden dat het Inkaderen van de toetsing van de indicatiecommissie, in de procedure van toewijzen van steunpunt- en aanleunwoningen, inhoudelijk thuis hoort in een andere commissie, namelijk in de commissie sociale zaken en M.D.S.O. Dat is hetzelfde als wat mevrouw Van Bergen zegt. Wij zeggen dit temeer, omdat de taakstelling en de verorde ning van de indicatiecommissie voor 1 april a.s. moet worden aan gepast in verband met de uitbreiding van de wettelijke taken. Dat stuk is op dit moment in de inspraak en daarom kunnen we daar als raad nog geen definitief standpunt over bepalen. We wil len wel aanvaarden dat de procedure, zoals die nu in dit stuk is opgenomen, als interimbeleid even wordt toegepast, om de toewij zing van de woningen, die op dit moment opgeleverd worden, door te kunnen laten gaan, om daar ook een juiste en evenwichtige ver deling van de schaarse woningen te kunnen verantwoorden. Dat be tekent dat we vragen om vóór een definitieve standpuntbepaling, na de inspraak over het toekomstig beleid van de indicatiecommis sie, dit stuk in de commissie M.D.S.O. ter sprake te brengen en dat daarna eventueel die verordening daarop aangepast wordt. Als dat leidt tot wijzigingen, dan kan de woonruimteverordening als zodanig worden aangepast en dan komt het vanzelf terug in de com missie volkshuisvesting en stadsvernieuwing. Daarbij zal ook het standpunt van het bestuur van de S.W.B. van belang zijn, maar op dat moment zullen we tot definitieve besluitvorming overgaan. Wethouder RATTINK Er was al enige jaren een discussie over de wijze waarop de aan leunwoningen zouden moeten worden verdeeld in Breda. Of dat via de indicatiecommissie of via de S.W.B. moest. Via de Woonruimte- wet was het zo, dat de aanleunwoningen onder het regime van de S.W.B. kwamen te vallen, omdat er een vergunning verstrekt zou moeten worden. Dat is een hele discussie geweest met de diverse tehuizen en de S.W.B. Rond mei afgelopen jaar was er uiteinde lijk een basis van overeenstemming, over de wijze waarop zowel de aanleunwoningen als de steunpuntwoningen onder hetzelfde regi me zouden kunnen gaan vallen. Het is niet helemaal hetzelfde re gime, maar wel moet men voor beide categorieën ingeschreven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 30