31 AUGUSTUS 1989
333 A
EESLOTEN VERGADERING
31 augustus 1989
De VOORZITTER opent de besloten vergadering.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE DE BENOEMING VAN
DE HEER GENERAAL-MAJOOR HANS LEEFLANG, GOUVERNEUR VAN DE KONINK
LIJKE MILITAIRE ACADEMIE, TOT EREBURGER VAN BREDA.
De VOORZITTER
barnes en heren, overeenkomstig de afspraken en de gebruiken ter
7.ake van het verlenen van ereburgerschap hebben wijbuiten de
commissie algemene zaken om, maar in goed overleg met de frac
tie-voorzitters, U een stuk doen toekomen, dat ongetwijfeld ook
deel heeft uitgemaakt van het fractieberaadDaarbij wordt voor
gesteld om, ter gelegenheid van zijn afscheid als gouverneur van
de K.M.A., aan de heer H. Leeflang, het ereburgerschap van deze
stad toe te kennen. Ik denk dat het verstandig is dat, omdat de
argumenten voor zich spreken, ik niet begin met een uitvoerige
uiteenzetting over de totstandkoming van dit voorstel. Ik weet
dat er uitvoerige discussie in Uw fracties is geweest en ik zou
willen voorstellen om maar direct met de eerste instantie te be
ginnen en eerst U aan het woord te laten.
De heer KOEKKOEK
Ik stel aan de orde: de motieven van de P.v.d.A.-fractie om dit
voorstel niet te steunen en in de tweede plaats de afspraken
rond de procedure van het ereburgerschapzoals die gemaakt zijn
in het fractie-voorzittersoverleg van oktober 1987Dit voorstel
is door mijn fractie getoetst aan de criteria zoals die door het
college op 11 november 1987 zijn vastgesteld. Twee zaken sprin
gen er voor ons uit. Ten eerste dat de verdiensten zich over een
langere periode moeten uitstrekken. De benoemde ereburgers en
ereburgeressen hadden verdiensten die variëren van 20 tot 30
jaar. Het vervullen van het gouverneurschap gedurende ruim 5
jaar is voor mijn fractie in dat opzicht te weinig. Ten tweede:
dat de verdiensten geheel of gedeeltelijk onbezoldigd zijn ver
richt. Ik wijs op de vorige ereburgers waarop dit criterium in
ruime mate van toepassing is geweest. Het werk van de gouverneur
is prima, daar niet van. Het is echter voor het grootste deel
zijn -bezoldigd werk geweest. De heer Leeflang heeft, als een
goed onderwijsbestuurder, zijn instituut opengesteld voor de bui
tenwereld. Met alle respect, dat mag Je ook verwachten van een
bestuurder op dat niveau. Voor mijn fractie is dit onderdeel van
het raadsvoorstel geen reden voor het ereburgerschap. Bij elkaar
genomen leidt dit tot een unaniem neen van mijn fractie tegen de
ze voordracht. Ik kom nu op de afspraken binnen het fractie-voor
zittersoverleg. Duidelijk is steeds geweest dat een ereburger
schap brede steun van de raad behoeft. Het verslag van 8 oktober
1987 zegt dat in even zovele bewoordingen. Nu heeft het college
dinsdag j.l., en het college wist dat een groot deel van de raad
dit voorstel niet zou steunen, toch besloten dit voorstel door
te laten gaan. Het had toch in de rede gelegen het voorstel
juist niet in te dienen. Het stemt mij niet tot vreugde dat het