28 SEPTEMBER 1989 3^7 de overleg met de woningbouwcorporaties heeft echter niet plaats kunnen vinden. Dit wordt binnenkort een keer geregeld. Te meer ook, omdat dan niet zo zeer het onderwerp van de indicatiestel ling aan de orde zal zijn, maar een ander onderwerp (waar andere sprekers reeds naar verwezen) namelijk de zorgbehoefte en het in spelen daarop. Inmiddels ontving ik van de Stichting Gecoördi neerd Bejaardenwerk een brief, waarin men uitdrukkelijk vraagt om een overlegsituatie te realiseren tussen gemeente, woningbouw corporaties en eerstelijns verenigingen. Dit in antwoord op de vraag van mevrouw Kriens. De opmerking van mevrouw Van Beusekom, dat ik in de commissie zou hebben toegezegd, dat de subsidie-aan vraag een verklaring moet bevatten van de bewoners of het bewo nerscomité, waaruit blijkt dat wordt ingestemd met de invulling van de gelden, is niet conform mijn bedoeling. Ik heb gezegd dat ik de gedachte om de subsidie-aanvrager overleg te laten plegen met de bewonersorganisatie of de bewoners, zeer sympathiek vind. Ik had er op dat moment echter geen idee van hoe de woningbouw corporaties, of eventueel de directies of de besturen van de ver zorgingstehuizen daar tegenover zouden staan. Hoewel ik Uw ge dachte sympathiek vind, kan ik deze op dit moment echter niet meenemen of invullen, omdat er allereerst overleg nodig is voor dat je zo'n verplichting gaat opleggen aan degenen die subsidie aanvragen. Dat is een vorm van behoorlijk bestuur. Zijn zij be reid om voor de invulling van de gelden en van de voorstellen, overleg te plegen met de bewoners, de bewonersgroephet bewo nerscomité of vertegenwoordigingen daarvan? Over de vraag van me vrouw Kriens voor wat betreft de toename van steunpuntprojecten, rekening houdend met verdere ontwikkelingen en zelfs het vóór zijn van ouderen-ontwikkelingen, het volgende. We lopen op dit moment redelijk in de pas. Ik kan niet zeggen dat we de ontwikke lingen voor kunnen zijn, want dat vereist een enorme investe ring. Ik hoop echter dat we U met onze volgende notities regelma tig kunnen aantonen hoe de stand van zaken is. Wij hopen dat we dit beleid, dat ten aanzien van de grote steden een voorsprong heeft, voort kunnen zetten. De heer De Leeuw wijst op het feit dat er reeds f 80.000,van de f 190.000,die wij in het ka der van het flankerend ouderenbeleid van de provincie hebben ge kregen, is ingezet ten behoeve van Boeimeer, en dat er dus nog f 110.000,over is. Wanneer dit geld op is, zal ik U daarvan mel ding maken. We zullen dan kijken wat we in die situatie moeten doen Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Ik wil toch terugkomen op de opmerking die wij hebben gemaakt, namelijk om aan diegenen die wethouder Van Raak net heeft ge noemd, te verzoeken, een aanvulling op de subsidievoorwaarden op te nemen, inzake het in overleg treden met de bewoners. Mis schien kan het zo zijn dat ik de woorden te snel erg positief heb uitgelegd, maar ik heb toch moeite met de verklaring in de commissie, waarin gezegd wordt dat het een uiterst sympathiek idee is, dat men erachter staat en dat men het eigenlijk zou moe ten doen. Dit laatste is discutabel, heb ik begrepen. Als het een positieve gedachte is, maar U schuift deze verder van U af, door te zeggen dat U het de anderen niet kunt voorschrijven, dan zeg ik U: wij hebben toch subsidievoorwaarden en wij schrijven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 347