6 OKTOBER 1989 359 en ik heb begrepen dat U er trots op bent én de K.M.A. Ik wil U graag thans de erepenning en de daarbij behorende oorkonde over handigen. We spreken de hoop uit, en ik weet zeker dat ik namens de raad en de burgers van Breda spreek, dat U middels het erebur gerschap verbonden blijft aan de stad Breda, maar ook dat U moge lijk naar Uw opvolger toe een inspiratiebron bent, in die zin, dat ook hij datgene wat U heeft opgebouwd in deze stad, zal voortzetten tot het heil van de K.M.A.en van de stad Breda en haar burgers. Mevrouw Leeflang, ik zou tekort doen wanneer ik U vanavond niet apart noem. Het is duidelijk dat, in de talloze ac tiviteiten die zich op de K.M.A. hebben afgespeeld de afgelopen jaren, U een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. U was de gast vrouw. U heeft op onnavolgbare wijze met grote charme de gasten uit deze stad en van ver daar buiten ontvangen. Maar zover het gasten van deze stad waren hebben we telkens genoten van de wij ze waarop U onze burgers ontvangen heeft, het hen gemakkelijk ge maakt hebt in die kringen te toeven. Je zit toch altijd in mili taire kringen. Maar U was ook de trait d'union tussen burgers en militairen. U heeft dat met grote charme gedaan. Middels een bloemetje bij Uw binnenkomen heb ik gemeend onze dank tot uit drukking te brengen. Ook U, hartelijk dank. In de benoeming tot ereburger bent U zeker ingesloten. Mijnheer Leeflang: van harte gefeliciteerd en ik hoop dat we U als ereburger van deze stad nog vaak in de stad en in dit huis mogen begroeten. UITREIKING De VOORZITTER Dames en heren, alvorens gouverneur Leeflang het woord te geven, wil ik nog mededelen dat wij na afloop van deze korte vergade ring, gouverneur en echtgenote gaarne een receptie aanbieden in de benedenzaal. We zullen daarover straks nog een mededeling van orde doen. Ik wil U mededelen dat intussen gelukwensen en tele grammen binnenstromen. Ik ga die niet voorlezen, maar ik maak één uitzondering van een zojuist binnengekomen telegram: mijn hartelijke gelukwensen met Uw benoeming tot ereburger van de stad Breda. Bernhard. De heer LEEFLANG Ik moet U eerlijk bekennen, leden van de gemeenteraad, dames en heren, dat ik normaal gesproken niet een papier bij me heb, maar als Amsterdams mens van huis uit ken ik mijn eigen emoties, en ik achtte het niet helemaal uitgesloten dat de burgemeester mij uit het evenwicht zou brengen. Dat heeft hij ook, want ik heb ge merkt dat datgene wat ik had opgeschreven ik net zo goed niet had kunnen doen. U heeft mij, en daarvoor ben ik ook de leden van de raad bijzonder dankbaar, een bijzonder grote eer bewezen door mij te benoemen tot ereburger van onze mooie en gezellige stad Breda. Maar U heeft mij bijna nog blijer gemaakt door tus sen neus en lippen door te verklaren, en mevrouw Rattink keek wat nerveus, dat de huisvesting van de cadetten helemaal rond is. Ik weet niet of ik U daaraan mag houden, maar ik zou dat best willen. Bovendien, maar ik neem aan dat dat een verspreking was, werd ik opeens bevorderd en ik dacht: kijk, dat wist ik niet, maar dat is toch een prettige bijkomstigheid. Ik ben en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 359