6 OKTOBER 1989 360 voel mij zeer vereerd met het verleende ereburgerschap. Ik had dat In 1953» toen ik als Amsterdammer als cadet voor het eerst In Breda kwam, nooit gedacht. Ik kwam natuurlijk binnen vanuit Amsterdam met het idee: buiten Amsterdam houdt de wereld op. Maar wat bleek toen ik in Breda kwam: het was een stad waarin het toen in het toenmalige Zuid, in de toenmalige Franciskaner het Luifeltje, voor de cadetten bijzonder goed vertoeven was. De genen die zich die tijd goed kunnen herinneren weten dat dat niet zo frequent gebeurde, maar dat was een kwestie van zakgeld. Vandaar dat U tegenwoordig veel meer cadetten in de stad ziet. Daarin is de situatie iets anders. Toen ik op 7 juli 1984 het gouverneurschap mocht overnemen, was dat iets dat nooit in je hoofd opkwam en bij U vast ook niet want U kende mij nog niet, maar bij mij ook niet. Ik moet U eerlijk bekennen dat de lijst van overwegingen op grond waarvan U besloten heeft om mij te be noemen, als ik dat nog zou kunnen, mij eigenlijk zou laten blo zen. In feite realiseer je je in de loop van die vijf jaar hele maal niet, dat het zo'n verschrikkelijke lange lijst is gewor den. Eén ding heb ik me altijd wel goed gerealiseerd. Dat is: als je dat soort contacten legt, dat ik primair moest geloven in het doel van het contact zelve, in het goede doel. U weet het on getwijfeld als leden van de gemeenteraad, het is bijna altijd een goed doel als er in Breda iets van start gaat. Als je die lijst bekijkt vraag je je alleen wel na afloop vertwijfeld af: hoe is dat in vredesnaam gekomen die drie bladzijden die U noem de? Is dat alleen een verdienste van mijn vrouw en mij? Dat ant woord is heel simpel: absoluut niet. U moet zich het volgende goed realiseren. Toen wij hier in 1984 binnenkwamen, werden wij al vrij snel overspoeld met uitnodigingen en dat nam sterk toe toen ik het geluk had dat ik in 1984 op de vooravond van konin ginnedag in de Grote Kerk mocht spreken. Ik heb daar toen mijn wens tot openheid verteld. Maar dat kan ik nu wel zeggen. Een dergelijke wens tot openheid kun je alleen maar tot realisatie brengen als ook aan de andere kant, met name van de zijde van Breda, dat streven naar meer contact en openheid werd opgepakt. In vele gevallen, U weet dat, heeft dat geleid tot goede contac ten, die zelfs in vele gevallen zijn uitgegroeid tot goede vriendschap. Om tot de ontdekking te komen dat het verruimen van de mogelijkheden voor niet-K.M.A.'ers om binnen te komen op de K.M.A., de moeite waard is, is op zich niet zo ingewikkeld, want wij dachten dat niet alleen wij onze infra-structuur mooi von den, maar dat het lang niet uitgesloten was dat die belangstel ling buiten de K.M.A. ook bestond. Nu moet ik natuurlijk een beetje voorzichtig zijn, want mijn bevelhebber zit hier in de zaal. Ik moest mij een beetje houden aan de defensie-huisregels. Ik weet héél zeker dat ik die regels wel eens wat ruimer heb geïnterpreteerd dan wellicht mijn medewerkers lief was. Dat is toch een punt dat we ons goed moeten realiseren. Ik kon natuur lijk makkelijk zeggen: we gaan dat openstellen, omdat ik ervan overtuigd was dat het goed was. Maar meer openheid, hoe het ook wendt of keert betekent onvermijdelijk een toename van de werk last, voor met name het personeel op de K.M.A. in de verzorgende sector. Ik zal dan ook duidelijk te kort schieten als ik niet nu zou zeggen dat ik inderdaad erg blij ben dat ook zij desondanks telkenmale daaraan royaal hebben meegewerkt. Ik vind in feite

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 360