26 OKTOBER 1989 37^ reed zijn. Op dit moment zullen we over de schouwburg duidelijke uitspraken moeten doen. De situatie, zoals die daar op dit mo ment bestaat, gedoogt geen langer uitstel. Als we kijken wat we aan het cultuurbeleid en met name aan het schouwburgbeleid, wil len doen, dan moeten we eerst aangeven wat voor beleid we daar aan gestalte willen geven. Zoals de nota zegt, en dat kunnen wij geheel onderschrijven, betekent dat een mogelijkheid voor zowel grote als kleine producties. Een tweede aspect is dat bestaande kunstvormen de mogelijkheid krijgen om zich in de schouwburg te kunnen uiten, maar ook mogelijkheden creëren voor experimenten. Experimenten zijn in kunst en cultuur altijd erg belangrijk ge weest, men moet ook in die richting verder kunnen. Een volgend punt is dat een schouwburg een bepaalde geborgenheid moet geven, zodat de Bredase burgers en ook de burgers van buiten Breda zich prettig voelen in dit gebouw. Het beleid moet dus niet alleen ge kenmerkt worden als een conserveringsbeleid, maar duidelijk ruim te bieden aan vernieuwing. Daarbij behoort ook nog gekeken te worden naar de amateuristische kunstbeoefening. Deze zal ook ge stalte moeten krijgen. Dit belangrijk punt is ook aangegeven in het programakkoord. Als wij deze beleidsmatige uitgangspunten naast elkaar zetten, dan zullen wij daarop een gebouw moeten neerzetten. De ruimtebiedende gelegenheid is een consequentie van de beleidsuitgangspunten die wij als raad vaststellen. In de nota komen we 2 modellen tegen. Het college heeft de Juiste keu ze gemaakt. Model II biedt voor de uitgangspunten van het beleid de meeste mogelijkheden, zeker in relatie met het kosten- en ba tenplaatje dat hierbij is opgenomen. Uitgaande van. de beleidslij nen die wij vanavond vaststellen, moeten wij als raad daaruit ook de consequenties trekken. Daarbij valt natuurlijk te denken aan de financiering, ook die via derden en de fondswerving, die gaat plaatsvinden op het moment dat we dit totale beeld voor het schouwburgbeleid hebben vastgelegd. We hebben een totaalbeleid, maar mocht onverhoopt de externe financiering tegenvallen, dan denk ik, het uitgangspunt van beleid vastgesteld hebbend, dat wij als raad de consequenties moeten blijven trekken. Wat dat voor de toekomst zal betekenen is natuurlijk nu enigszins koffie dik kijkerij. Het is belangrijk dat we grondig te werk gaan met de verbouwing van de schouwburg. Eigenlijk kun Je het nauwelijks verbouwing noemen. Gegeven de ervaringen uit het verleden, waar bij duidelijk is gebleken dat goedkoop duurkoop is, moeten wij nu niet diezelfde "fout maken. Vele zaken blijven uiteraard nog ter discussie. Zij zijn natuurlijk wel van belang op het moment dat er feitelijk gestart gaat worden met de uitwerking van dit beleid. Allereerst zijn dat de personele consequenties. De be- leidsuitganspunten veTgen nogal wat van het personeel en zullen zeker aanleiding zijn om de personeelsformatie van de schouwburg te herzien. De vraag is: wanneer kunnen wij daarover iets tege moet zien? Een tweede punt, dat verder uitgewerkt moet worden en dat de financiële positie van het geheel nog onduidelijk maakt, is de positie van de horeca. Dit is een hele belangrijke zaak, omdat de horecavoorziening altijd een aardige duit van het bud get uitmaakt. Door ziekte en personeelsproblemen zijn wij bang dat er voor de komende periode mogelijk vertraging kan gaan op treden in de hele situatie rondom de schouwburg. De ziekte van de directeur zou in deze zin problemen kunnen geven. Wij zouden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 374