28 NOVEMBER 1989 ge invulling is van de kadernota die we in het voorjaar hebben vastgesteld, daarbij rekeninghoudend met de effecten van de Ju ni- en september- circulaires, die zo nu en dan wat leuke dingen in petto hadden. Eén ding uit de begroting willen wij toch nog aankaarten, dat betreft de financiën, en dan met name de relatie reservepositie versus risico's. We hebben daarover in de commis sie uitgebreid met de wethouder gepraat. We hebben geconstateerd dat, na eerst een dekking van circa 80Ï, we nu «en dekking heb ben van meer dan 100J voor de risico's. Op zich niet geheel onlo gisch, gelet op de p.m.-posten die er nog Inzaten. Tevens is daarbij aangegeven dat we voor de toekomstige investeringen, die met alle plannen op ons af komen, mogelijk een beroep zouden moe ten doen op deze reservepositie. Overigens vinden wij dat dit niet mag leiden tot een vorm van: "wie het eerst komt, die het eerst maalt". Daarom vragen wij of het mogelijk is voor de te verwachten investeringen eenzelfde soort plaatje op te stellen als we nu voor de risico's doen, zodat we daar een prioriteits stelling in kunnen aanbrengen. Een tweede punt is de relatie bur ger - bestuur. Het zal U niet vreemd zijn dat wij daarvoor als eerste de aandacht vragen. In het programakkoord staat een fraaie zinsnede opgenomen op bladzijde 5 onder 1.4 sub d.: "bij de beleidsvoorbereidingen en -uitvoeringen wordt het belang van inspraak en participatie onderkend. Op deze wijze kan de burger mede gestalte geven aan zijn of haar woon- leef- en werkomge ving. Per onderwerp dient daarbij duidelijkheid te worden gege ven over de marges waarbinnen dit kan plaatsvinden en over de uiteindelijke verantwoordelijkheden". Einde citaat. Als we de he le cyclus van inspraak van de laatste maanden, misschien laatste Jaren, bekijken, dan hebben we toch het gevoel dat dit een punt is in het programakkoord, dat niet echt uit de verf is gekomen. Met name in de laatste raadsvergadering hebben we enige fraaie voorbeelden gezien van wat er eigenlijk allemaal mis kan gaan. Dat is niet geheel verwijtbaar, maar ik denk dat we het ons al len aan moet trekken hoe we met die inspraak moeten omgaan. Er zijn twee verschillen, namelijk de wettelijke inspraakregeling, zoals die onder andere in de wet ruimtelijke ordening is opgeno men en de niet-wettelijk geregelde inspraak, waarvoor wij de zo genaamde inspraakverordening hebben. In de commissie ruimtelijke ordening is aangegeven dat we over de ruimtelijke ordeningsin spraak duidelijkheid zouden verkrijgen, althans in Ieder geval een discussie zullen aangaan binnen de betreffende commissie. Wat betreft de andere portefeuilles blijft het angstwekkend stil. Wij zijn van mening dat hieraan onder andere debet is, de decentralisatie van de inspraak naar de verschillende diensten, zonder dat daar een duidelijke coördinatie boven staat. De in spraak op de niet ruimtelijke ordeningsterreinen lijkt ons toch van belang. Wij willen daarom voorstellen om bij elk raadsvoor stel dat vanuit het college komt, duidelijk aan te geven of er inspraak is gepleegd, aan wie er inspraak is gepleegd, op welke wijze deze inspraak heeft plaatsgevonden, waarover er inspraak is gepleegd en wat er met de inspraak is gebeurd. Dat kan met een eenvoudig formulier. Ik denk dat het van belang is, ook voor ons als raad, om de vinger aan de pols te houden, en te weten hoe we met de inspraak omgaan. We hebben dan ook een evaluatie criterium waarvan we later kunnen zeggen, zo is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 438