28 NOVEMBER 1989 B.S.W. Ik denk dat de randvoorwaarden om tot verbetering te ko men op dit moment aanwezig zijn. De vraag is echter wel hoe men er nu mee omgaat. Gaat dat naar eer en geweten? Is er de bereid heid om met de geest van dat plan met elkaar samen te werken, te denken, te doen en te handelen? Ik krijg daar nog moeizaam zicht op, maar de bestuurscommissie verzekert mij dat deze bereidheid in ieder geval aanwezig is. Dat zou kunnen betekenen dat het met de B.S.W. de goede kant uitgaat. Met betrekking tot de ambassa deur in Brussel het volgende. Wat dat betreft is misschien de wens de vader van de gedachte. Hij staat niet op onze bijrol. Ik hoop overigens dat wij er vele hebben. Misschien heeft er iemand nog een onbetaalde nevenfunctie? Ik vind wel dat hij zich ken baar moet maken aan zijn potentiële opdrachtgever. Tot slot de laatste motie van de heer Garritsen, gericht aan het adres van de burgemeester. Ik betwist uiteraard niet het recht van de heer Garritsen om anders te denken dan de rest van deze raad, maar de ze motie typeert denk ik eerder de indiener dan de geadresseer de. Naar ons oordeel zegt deze motie meer over de heer Garritsen dan over de burgemeester. Mijnheer Garritsen, ik kan het in een zin afdoen: dit is naar mijn oordeel Uw eigen diskwalificatie. De heer GARRITSEN Ik zou graag zien dat de wethouder ingaat op de inhoudelijke kan ten van deze motie. Ik vind dit een manier van afdoen, die ner gens op lijkt. Wethouder RöMKENS Alle sprekers hebben een positief oordeel gegeven over de actue le financiële positie van de gemeente Breda. Het college heeft daarvan met enige waardering kennis genomen. Overigens was het ook een opdracht die door deze raad bij het programakkoord aan het college was gegeven. Mede dankzij Uw inspanning is het een en ander gerealiseerd. Dat wij ons ook houden aan de vertaling van de door de raad gedane uitspraken bij de Kadernota richting begroting, is eveneens vanzelfsprekend. Er is een tijd geweest, dat in deze raad met zorg werd gesproken over de op ons afko mende risico's. Er is zelfs een tijd geweest dat men achter elk voorstel van het college een levensgroot risico, al dan niet reëel, zag opdoemen. Het schetst mijn verbazing dat nu in deze begrotingsbespreking, een groot aantal fracties vraagt om ons te gaan bezinnen over de inzet van de reserves, omdat deze de risi co's overstijgen. Dat zal een leuke discussie worden. Ik neem aan dat die met name bij de vaststelling van het programakkoord, na de eerstkomende verkiezing, aan de orde moet komen, omdat het college de opdracht uit het huidige programakkoord heeft ver vuld, namelijk een verbetering van de reservepositie tegen de achtergrond van de risico's. Terecht is opgemerkt dat er nog een aantal p.m.'s is. Met name de heer Sinke vraagt naar een zo spoe dig mogelijke concrete invulling van die p.m.'s. Ten aanzien van de Lovensdijk zal dat naar verwachting bij de presentatie van de Kadernota kunnen geschieden. Of dat ook in zijn volle omvang het geval is ten aanzien van de Haagse Beemden, betwijfel ik, want wij zijn dienaangaande afhankelijk van onze broeders in Zoeter- meer. Wij kunnen bij de Kadernota daarover hooguit een indicatie geven. Tegen die achtergrond zullen bij de program-onderhandelin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 454