21 DECEMBER 1989 524 inventarisatie wees in een andere richting, hetgeen de re den is dat wij nu voorstellen om met deze twee buurten met het voorgestelde financiële plaatje te gaan werken. Hierbij wil ik echter nadrukkelijk wijzen op hetgeen de heer Van Dongen heeft gezegd en dat ook in de commissie naar voren is gekomen. Van wezenlijke betekenis is namelijk dat we niet het experiment gaan doen met het idee: dan heb ik iets gedaan. Het gaat juist om de constatering en de ervaring dat sprake is, om welke reden dan ook, in het ene geval van het realiseren in een periode van opperste bezuinigingswoe de, in het andere geval, van het feit dat er in de loop der jaren minder budgetuitzet heeft plaatsgehad in relatie tot de areaaluitbreiding. We constateren gewoon dat, willen wij slijtage, die we nu constateren in bijvoorbeeld Brabant park, of onvolledige realisering, die we constateren in Res teren, in de toekomst voorkomen, wij ons dan zullen moeten realiseren dat de normstelling voor onderhoud en beheer voor de stad op een dusdanig niveau is dat je redelijkerwij ze kan verwachten dat je tegenover die normstelling ook een bepaalde kwaliteit krijgt. Die discrepantie zal op korte termijn via desbetreffende nota's aan Uw raad worden gepre senteerd. Zijn wij niet bereid die consequentie daaruit te trekken, dan vind ik dat je een dergelijk experiment niet mag aangaan, want dan komt het gevaar levensgroot om de hoek kijken dat het nog erger is dan de vrees, die de heer De Bruijn uitspreekt met zijn cyclisch proces en de Wet van de Remmende Voorsprong. Je komt dan later tot de conclusie dat je in feite niet meer toekomt aan de basis om een be hoorlijk buurtbeheer te kunnen realiseren op basis van de structurele budgetten die bij de verschillende diensten aan wezig zijn, want dat is uiteindelijk het uitgangspunt waar we naar toe moeten. Het middel is dan nog erger dan de kwaal en nog erger dan het risico, waarvan ik bij voorbaat zeg tegen de heer De Bruijn, dat we dat in het hele proces moeten onderkennen om dat effect inderdaad te vermijden. Ik denk ook dat straks in de uitwerking van de beheers- en uit voeringsplannen in een beheersfase met name die zaken van wezenlijke betekenis zijn. Ook is door verschillende spre kers gewezen op de noodzakelijke afstemming van de dien sten. Ik wil er toch op wijzen dat in de procesgang die we hebben meegemaakt die afstemming zich in toenemende mate duidelijker heeft gemanifesteerd. Ik heb er dan ook vertrou wen in (en dit vertrouwen heb ik ook "uitgeschreven" in een brief die ik gisteren heb gezonden aan alle diensthoofden die betrokken zijn bij het buurtbeheer) dat het proces, dat zich in de afgelopen maanden heeft voltrokken, en dat gere sulteerd heeft in een zeer duidelijke afstemming tussen de diensten onderling, zal worden bewaakt door de dames en he ren directeuren, ook in de vervolgfase nu we aan de planont wikkeling gaan beginnen, want dat is de essentie van het verhaal. De voorbeelden die gegeven zijn waren illustratief voor de noodzaak van die samenwerking. Deze waren zo illus tratief dat sommige diensten het zelfs op hun fatsoen heb ben getrokken. Zo hoort dat ook, want dan werkt het het bes te. Dat het in de gaten gehouden wordt is dus nadrukkelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 524