27 FEBRUARI 1989 voor ons allen ls duidelijk welke positie en welke toekomstmoge lijkheden Breda heeft. Hoewel we uiteraard de indirecte effecten van een aanwijzing niet mogen vergeten, zal dit dan ook meer een erkenning inhouden van de positie van Breda, dan een hoogst nood zakelijke voorwaarde voor de toekomstige ontwikkelingen van onze stad. Wat de aanwijzing concreet inhoudt zal in de toekomst moe ten blijken. Wel is duidelijk de discussie rond het al dan niet zijn van knooppunt iets binnen het Bredase heeft losgemaakt. Ook binnen het gemeentelijk gebeuren is een opbloeiend élan waarneem baar. We hebben er meer zin in en we durven de positie van Breda in een breder kader en op een langere termijn onder de loep te nemen. De eerder al aangegeven knelpunten, met name in de perso nele sfeer, nopen dan ook tot aanpassingen. Immers willen we de mogelijkheden die onze stad heeft uitnutten, dan zullen er ber gen werk verzet moeten worden. Het voorstel om eenmalig middelen beschikbaar te stellen voor 1989 heeft dan ook onze steun. Reser vering van gelden op langere termijn, zoals in de Kadernota is opgenomen, is eveneens een logische consequentie. De feitelijke besteding ervan zal bij de begrotingsbehandeling definitief wor den vastgesteld, mede gelet op de uitkomsten van de parlementai re discussie en besluitvorming en op basis van het in dit jaar op te stellen Masterplan. Afsluitend: duidelijk moet zijn dat de benodigde activiteiten uiteindelijk ten goede komen van de stad Breda en haar inwoners, in alle facetten van het gemeentelijk be leid De heer BOSHART Sinds de bespreking van de vorige Kadernota, die voor 1989, is Breda getuige geworden -van de introductie van een nieuw gezel schapsspel. In een vrolijke reidans springen het college van bur gemeester en wethouders en de raadsmeerderheid rond het veronder stelde gouden kalf: te weten het stedelijk knooppunt. Omdat het verschijnsel stedelijk knooppunt in zo'n belangrijke mate rich tinggevend lijkt te zijn voor de inhoud van de Kadernota 1990 en daarmee voor het beleid van het Bredase gemeentebestuur in de ko mende jaren, is nadere aandacht voor dit fenomeen op haar plaats. Het stedelijk knooppunt is een kind van de 4e nota ruim telijke ordening en van het moderne no-nonsens denken van de re gering. Weliswaar beide, uit een sociaal oogpunt bezien, zwakbe gaafde ouders, maar toch met een intellectuele bagage die som tijds ver uitstijgt boven het niveau waarop momenteel de discus sie over ruimtelijke planning in Breda in het algemeen en in on ze gemeente in het bijzonder, gevoerd wordt. De 4e nota kenmerkt zich enerzijds door het gebruik van een opgeklopte "turbo-taal" en van metaforen zonder werkelijk inhoud (zoals de term "stede lijk knooppunt") en wordt anderzijds doordesemd door de ideolo gie: wat sterk is mag, ja moet sterker worden: wat zwak is (en dan maakt het niet veel uit of het over steden, over belangen of over mensen gaat) mag daarvan de rekening betalen. En daardoor, om een uitspraak uit het jaarverslag van het Provinciaal Opbouw- orgaan Noord-Brabant te lenen, groeit het predikaat stedelijk knooppunt" uit tot fata morgana en fantoom tegelijk. Achter de luchtspiegeling van de toekomst rest niets dan het angstige droombeeld van de tweederangsstad"En angst is een uitermate slechte raadgever. Zeker in het kader van ruimtelijke planning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 64