28 FEBRUARI 1989
78
met name de raad mogelijk te maken. Een rapport of notitie is
dan per definitie niet onaantastbaar. Over het niet halen van be
paalde planningstermijnen heb ik in het fractie-voorzittersover-
leg al eens gezegd dat hieraan verschillende factoren debet
zijn. Zo wil ik bijvoorbeeld wijzen op de tijdsdruk die van Uw
raad uitgaat om rapporten en notities tijdig voor de behandeling
van de Kadernota en de begroting te behandelen. Dat moet wel
eens resulteren in een "opeenhoping" in een bepaald, voor de
raad ongewenst tijdvak. De oprechte intentie van het college is
om het ongemak hiervan zo klein mogelijk te houden. Laatstelijk
is in het fractie-voorzittersoverleg afgesproken dat, bij wijze
van proef voor één jaar, een kwartaalsgewijze prognose zal wor
den gemaakt van de werkvoorraad van de raadscommissies en de
raad zelf. De fractievoorzitters zijn er, naar ik heb begrepen,
van harte mee akkoord gegaan dat dit "met vallen en opstaan"
wordt geprobeerd. De Lisa-fractie zegt af te willen van de "inhe
rente discriminatie" door het college van de kleinere fracties
met betrekking tot de spreektijd. Hier moet ik toch de heer Bos-
hart corrigeren. Men kan misschien het college van veel betich
ten, maar in ieder geval niet dat het de spreektijd van de frac
ties en de individuele raadsleden dwingend oplegt. Het is de
raad die dergelijke zaken zelf in de hand heeft. Ik wil vrijblij
vend twee mogelijke oplossingen suggereren, namelijk óf hierover
eens dringend gaan praten met Uw mede-raadsleden, óf bij de
eerstkomende verkiezingen proberen versterkt uit de strijd te ko
men.
De heer BOSHART
We zullen de laatste suggestie overnemen.
De VOORZITTER
Goed zo. Kijk ik naar de spreektijden van gisteravond en zeker
naar die van aanstaande donderdag, dan mag geconstateerd worden
dat, op grond van de verdelende rechtvaardigheid, voor de kleine
fracties een onevenredig lange spreektijd, respectievelijk voor
de grote fracties een onevenredig korte spreektijd is vastge
steld. Ik kom thans tot het onderwerp criminaliteitspreventie,
zo langzamerhand een van de speerpunten van beleid, naast andere
genoemde centrale thema's, zoals werkgelegenheid, minimabeleid,
ouderenbeleid, woon- en leefomgeving en dergelijke. Terecht
heeft ook het college in de Kadernota en in de sfeer van de toe
gewezen claims hieraan hoge prioriteit toegekend, al blijven er,
zo begrijpen wij, bij de diverse fracties nog wensen over. Ik
noem in dit verband een verdere opvoering van de openbare ver
lichting en de onderwerpen, genoemd in het inmiddels als "motie
11" aangeduid discussiestuk. Zoals door mij reeds in de commis
sie algemene zaken is medegedeeld staat het actieplan van de com
missie B.P.C. aan te komen. De heer De Bruijn heeft gisteren ge
zegd dit rapport met spanning af te wachten. Vooruitlopend op
een uitvoerige behandeling van dit actieplan, beperk ik mij vana
vond tot enkele kanttekeningen. Naar aanleiding van motie 11
heeft ons college de dienst openbare werken opdracht gegeven om
te onderzoeken of de 1/3-regeling dient te worden ingevoerd en
zo ja, of deze dan beperkt dient te worden tot verlichting van
de woonomgeving bij complexen van de woningbouwverenigingen, óf