28 FEBRUARI 1989 96 uit lelden tot een afname van het autoverkeer met nog geen 105?. De maatschappelijke acceptatie lijkt snel groter te worden voor maatregelen om het autoverkeer verder terug te dringen. Als het draagvlak groter wordt kunnen ook ingrijpender voorstellen wor den gedaan. Bij de planontwikkeling zullen we daarmee zeer zeker rekening houden. Dat de maatschappelijke acceptatie snel gaat hebben we gemerkt bij de discussie rond de structuurvisie. In het begin van de ontwikkeling van de structuurvisie werd er nog wat moeizaam gekeken naar de spoorzone en nu is het een zeer ge accepteerd feit dat je ontwikkelingen nabij een station probeert te stimuleren. Bij de discussienotitie over de binnenstad zullen we ook over selectief gebruik van parkeerplaatsen moeten praten. Het verder uitbouwen van het beleid ten aanzien van het openbaar vervoer moet in relatie worden gezien tot de nadere uitwerking van de structuurvisie. Ook in dit kader misschien aardig om te noemen dat ook de status van Breda knoppunt onmiddellijk geleid heeft tot extra overleg met de B.B.A. De B.B.A. zag mogelijkhe den om in het overleg dat zij hebben met het ministerie de knel punten in het openbaar vervoer in Breda aan te kaarten. Ook in de regio zal nader overleg over de afstemming van het openbaar vervoer plaatsvinden, waarbij ook alternatieven aan de orde kun nen komen. Tal van verkeersproblemen die om een oplossing vragen moeten op elkaar worden afgestemd. Hierbij zullen zeker de actue le ontwikkelingen en de milieu-aspecten betrokken worden. Een van de punten waarop Breda en Oosterhout samen al actievoeren, is de spoorlijn Breda-UtrechtDaarover zijn gesprekken met de N.S. geweest en ook hebben we die lijn in onze reactie op de Vierde Nota reeds aangekaart en zullen dat ook doen in de reac tie op het structuurschema verkeer en vervoer. Extra gemeentelij ke middelen voor openbaar vervoer zijn we vooralsnog niet van plan beschikbaar te stellen. Immers, dat zou het overnemen van de verantwoordelijkheid van het rijk in deze zijn. Nu de tendens meer richting openbaar vervoer is moet je in eerste instantie het rijk daarop aanspreken. Meer verantwoordelijkheid van het rijk naar de gemeente is er in het afgelopen jaar ook gekomen in het kader van de volkshuisvesting. De V.V.D.-fractie vroeg zich af of Breda wel actief genoeg is op het terrein van de ouderen huisvesting. We zijn daarin als gemeente zéér actief. Extra voor zieningen voor ouderen bij nieuwbouw, aanpassingen van bestaande voorraad, steunpuntwoningen. Bij het realiseren van al deze za ken wordt bovendien zorgvuldig gekeken naar spreiding over de stad, mede afhankelijk van spreiding van het aantal ouderen over de stad. Spreiding van steunpunten, spreiding van nieuwbouw en aanpassingen op basis van reeds aanwezige voorzieningen en van mogelijkheden die er al voor ouderen in de diverse wijken zijn. De bijdrage voor aanpassingen in de nieuwbouw betekent dat we daar ongeveer 100 woningen extra mee zouden kunnen aanpassen. Af hankelijk van het contingent zal blijken of dat inderdaad vol doende is. Het programma voor de aanpassing van bestaande wonin gen is indertijd in overleg met de corporaties opgesteld. Stagna tie deed zich daar voor, omdat de corporaties hun begeleidings- kosten ook door de gemeente vergoed wensten te zien. Zoals al eerder gemeld in de commissie, hebben wij ons op het standpunt gesteld dat slechts de investeringen door ons vergoed zouden wor den. Dat slechts moet U dan wel tussen haakjes plaatsen; er zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 96