6 MAART 1990
119
doet, want daarvan ben ik niet op de hoogte. Er is in
V.N.G.-verband ook op gereageerd voorzover ik weet. We zijn
daar zelf lid van. We moeten kijken in hoeverre we daar dan
wat aan hebben, want je kunt een brief schrijven die mis
schien overlappingen vertoont met datgene dat de V.N.G. aan
gekaart heeft. Ik zou dus veel liever zien, en ik ben het
met de intentie volstrekt eens, dat we gaan kijken wat de
V.N.G. doet, in de volgende commissievergadering A.Z. erop
terugkomen, dan met een concept-brief komen in de richting
van het V.N.G./kabinet, om het een goed onderbouwd verhaal
te laten zijn, waarin ook de raad en het college zich kun
nen vinden. Dat lijkt me veel zorgvuldiger dan nu even uit
te spreken: er moet zo'n reactie komen, terwijl we op dit
moment niet exact weten wat het V.N.G. doet en wat de onder
scheiden politieke partijen doen in dat verband landelijk.
De VOORZITTER
Ik stel Uw raad voor dat U ons college 5 minuten de gelegen
heid geeft ons even te beraden op de antwoorden. Daarna ko
men wij terug om U zo snel mogelijk te bedienen met onze
antwoorden. We kunnen nu toch niet zo maar los uit de flank
gaan antwoorden. We gaan ons even afstemmen. Wij willen 5
minuten gebruik maken van de leeskamer van Uw raad, dan kun
nen we daarna snel weer doorgaan.
SCHORSING
De VOORZITTER heropent de vergadering.
D. BEANTWOORDING COLLEGE
De VOORZITTER
Van mijn kant een viertal korte opmerkingen met betrekking
tot de sociale vernieuwing. De signalen uit Uw raad zijn
duidelijk. We zullen het daarheen leiden, dat wij deel zul
len uitmaken van de 30 gemeenten die het gesprek gaan voe
ren met de rijksoverheid. Ik wil er nog een keer expliciet
bij zeggen: zonder ons op voorhand te binden. Dat is uiter
aard een stukje gemeentelijke autonomie, zoals ook de heer
Taks heeft gezegd, dat recht overeind moet blijven. Het zal
ook in de loop van het proces overduidelijk worden wanneer
Uw raad een expliciete uitspraak in de zaken moet doen. Het
is natuurlijk ook de taak van het college om de rol van de
raad daarin heel nadrukkelijk te bewaken. De tweede opmer
king betreft de procedure. De heer Taks heeft gezegd: die
trefwoorden moeten we toch eens evalueren. Wat hem betreft
was het geen succes. Het college heeft geen enkel probleem
met die evaluatie, want ik moet U ook eerlijk zeggen dat
wij elkaar met betrekking tot die trefwoorden ook een en an
dermaal vertwijfeld hebben aangekeken: wat moeten we daar
nu mee? Wat zou ongeveer de strekking zijn van zo'n tref
woord? Dus wat dat betreft graag de uitnodiging wederzijds
om daarover eens met elkaar te praten. De derde opmerking
betreft de voorlichting. Ik ben het in principe wel eens
met de heer De Bruijn dat een onderzoek naar die effectivi-