6 APRIL 1990
158
zoek van de partijen, die thans onderhandelen over een pro
gramakkoord. In dat gesprek werd mijn mening gevraagd naar
een aantal belangrijke kwesties, dat ook voor mijn functio
neren in de nieuwe raad en in het nieuwe college van het
grootste belang is. Sprekend over de nieuwe raadsperiode,
bezwijk ik met groot gemak voor de verleiding wat nader in
te gaan op de recente verkiezingsuitslagen en het nationale
zelfonderzoek, dat vervolgens plaatsvond naar aanleiding
van de lage opkomst. Dat we ons ook in Breda hebben af te
vragen wat wellicht specifieke oorzaken kunnen zijn voor de
lage opkomst, staat voor mij buiten kijf. Maar ik heb me
wel verbaasd over het gemak, waarmee vooral landelijke po
litici zich, gevoed door de onrust over die lage opkomst,
opeens weer hebben gestort op het fenomeen van de "gekozen
burgemeester" als oplossing voor al het kwaad. Er zijn best
argumenten voor die "gekozen burgemeester" aan te voeren,
hoewel die argumenten mij tot nu toe niet hebben kunnen
overtuigen. Een benoemde burgemeester, die als het moet, on
afhankelijk kan functioneren ten opzichte van raad en colle
ge, vind ik nog steeds het beste passen in ons bestuurlijk
bestel. Maar even los van de wenselijkheid van een gekozen
burgemeester, is het natuurlijk echt onzin om de gekozen
burgemeester als dé oplossing voor de geringe interesse van
de burgers voor lokale verkiezingen te bestempelen. Ik be
vind me met deze overtuiging onder andere in het goede ge
zelschap van de burgemeester van Rotterdam, de heer Peper,
die recent in het blad Binnenlands Bestuur een behartens-
waardig commentaar op die verkiezingsuitslag heeft gegeven.
Ook ik heb geen wondermiddel in huis om die kennelijke apa
thie te doorbreken, maar de vlucht naar een gekozen burge
meester is mij te gemakkelijk. Dat ontslaat U en mij niet
van de plicht om vooral de komende tijd diepgaand na te
gaan hoe en waar we in Breda zelf verandering kunnen aan
brengen in de wijze van besluitvorming en het betrekken van
de burger daarbij. Openheid, openbaarheid en verdere demo
cratisering van het bestuur dienen daarbij uitgangspunten
te zijn. De democratie is geen regeringsvorm voor bange men
sen en dit adagium geldt evenzeer voor het lokale bestuur,
als voor het nationale bestel. Ik hoop dat we samen de ko
mende jaren een goede benadering kunnen vinden om die loka
le democratie te verbeteren en de betrokkenheid van de bur
ger te vergroten. Dames en heren, leden van de raad. Een be
langrijk deel van de profielschets handelt over wat van de
burgemeester op het terrein van de politie wordt verwacht.
Dat is nog al wat. De twee belangrijkste zaken voor de ko
mende jaren zijn daarbij het uitvoeren van het Stappenplan,
zoals dat, naar ik hoop, in de raadsvergadering van 24
april zal worden vastgesteld en de nieuwe opzet van de poli
tie in regionaal verband. Alvorens wat nader op die twee za
ken in te gaan, nog een enkele opmerking over mijn visie op
de taak van de politie in de Nederlandse samenleving. Ik
wil daarbij niet verhullen, dat ik me met groot genoegen
zet aan het politiebeleid, nadat ik als kamerlid in de ja
ren 1977 tot en met 1982 op dit terrein actief ben geweest.
Bij alle discussie over de criminaliteit en de aanpak daar-