16
1 FEBRUARI 1990
Wethouder RöMKENS
Kortom, over de O.G.B. hoeven wij het niet te hebben, daar
over zijn wij het al eens. Dat betekent dat wij voor de ove
rige heffingen inderdaad, en dat is ook nooit ontkend en
daar hebben wij zelfs de assistent van meneer Martini niet
voor nodig, beleidsvrijheid hebben. De overige heffingen,
dat zijn de zogenaamde retributies, die mogen nu en moeten
in de toekomst doorberekend worden aan de gebruikers met
een maximaal heffingspercentage van nu nog 115 en dat wordt
straks 100. Wat is het beleid in Breda dat door Uw raad is
onderschreven? Dat is dat de landelijke richtlijnen die
voor de O.G.B. gelden van toepassing verklaard worden op de
retributies rioolrecht en reinigingsrecht. Hondenbelasting
is iets anders, daarop kom ik dadelijk terug. Dat betekent
dat daarmee een stuk rechtszekerheid bestaat ten aanzien
van het hanteren van rechtsregels. Bovendien, en dat is het
belangrijkste, kan daardoor het anticumulatiebeding, dat
bij de ontheffingen in het kader van een rechtvaardige toe
rekening wordt gehanteerd, ook nadrukkelijk worden uitge
voerd. Wat betekent dat. Dat betekent dat een persoon die
ten gevolge van een vrijstelling van de O.G.B. een hoger be
steedbaar inkomen heeft, niet automatisch ook vrijstelling
van andere rechten krijgt, als hij daardoor boven de norm
komt en dus bij niet die toepassing een hoger besteedbaar
inkomen zou krijgen als iemand die net boven die norm uit
komt, want dan zou je met je zogenaamde rechtlijnige toepas
sing een onrechtvaardigheid begaan ten aanzien van mensen
die net boven de norm zitten. Vandaar dat ook gedeeltelijke
kwijtschelding mogelijk is. Er is bewust gekozen voor een
uniforme aanpak voor wat betreft de uitgangspunten. Dat is
in een notitie vastgelegd en die wordt met instemming van
de raad tot nu toe gehanteerd. Indien de raad van mening is
dat een ander kwijtscheldingsbeleid zou moeten worden ge
voerd, met inachtneming van alle daaraan verbonden conse
quenties, is dat uiteraard een zaak van de raad. U kunt ook
de totale afvalstoffenheffing en rioolheffing ten dele via
een budgetbelastende bijdrage bijvoorbeeld verlagen. Dat is
ook een mogelijkheid. Maar het tweede probleem dat er be
staat bij de beleidsvrijheid met betrekking tot die heffin
gen is, dat het gevaar aanwezig is dat bij een aanmerkelij
ke afwijking van de landelijke regels het betrokken beleid
onderwerp van vernietiging kan worden, omdat je dan met lo
kale inkomenspolitiek bezig bent. Die argumenten zijn in
het verleden aanleiding geweest voor het vaststellen van
het beleid zoals het op dit ogenblik vastligt en zolang als
daar geen wijziging in is gekomen, wordt het onverkort uit
gevoerd. Ten aanzien van de hondenbelasting is, in afwij
king tot de eerdere regelingen, de situatie zo dat op prak
tische gronden in 1983 door de raad besloten is, ook gezien
de beperkte omvang, dat vrijstelling van hondenbelasting au
tomatisch verleend wordt aan personen die vrijstelling van
de O.G.B. krijgen, op basis van de landelijke normen. Dat
is het systeem in Breda. Als de indruk gewekt zou zijn in
de commissie M.D.S.O. dat wij van rijkswege geen vrijheid
zouden hebben ten aanzien van het vaststellen van tarieven