28 JUNI 1990
273
se Zaken in mijn achterzak heb. De heer Koekkoek heeft ge
sproken over die zorgvuldigheid. Ik denk dat ik daarover al
het een en ander heb gezegd. Ik heb U ook destijds al in de
ze raad aangekondigd dat deze procedure met zich zou mee
brengen dat we niet altijd precies volgens de regels zouden
kunnen werken, maar als het eindresultaat en de eindafspra
ken in ieder geval conform de regels zijn vastgesteld, dan
biedt dat voor de gemeente zekerheid. De heer Koekkoek
heeft gezegd dat hij blij is dat het ontwerp de instemming
heeft van de dienstcommissie. Ik ben daar zelf ook heel erg
blij om, omdat zij de mensen zijn die uiteindelijk straks
die wijkteamtaken zullen moeten gaan uitvoeren, en als zij
daarmee niet instemmen, dan start je buitengewoon slecht.
Ik ben daarom blij dat de dienstcommissie ermee heeft inge
stemd en deze zal de komende tijd nauw erbij betrokken blij
ven. Tenslotte: ik heb in de richting van de heer Koekkoek
al tijdens de commissievergadering gezegd, dat ik zal probe
ren om het doelgroepenbeleid, zoals dat is afgesproken in
het programakkoord, zoveel mogelijk waar te maken bij deze
bouw, maar ik heb tegelijkertijd ook clementie gevraagd
voor de haast die nodig is. Die haast betekent gewoon, dat
je in dat opzicht wellicht niet helemaal kunt handelen naar
de letter c.q. de geest zoals die in het programakkoord is
afgesproken, maar de wil is er in ieder geval en ik zal dat
ook als zodanig aan de aannemers en aan de betrokkenen ken
baar maken.
Akkoord.
12 0. WIJZIGEN REGLEMENT VAN ORDE EN HET REGLEMENT VOOR DE
VASTE ADVIESCOMMISSIES AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.
121. WIJZIGEN BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING 1990.
Akkoord.
122. VERORDENING PERSOONSREGISTRATIES GEMEENTE BREDA.
De heer GARRITSEN
Het zal U niet onbekend voorkomen dat ik hierover het woord
nog even voer. In de commissie is daarover een discussie ge
weest, die de heer Schroder heeft gevoerd met U. Waar het
ons nog om gaat is dat, als je een "verordening persoonsre
gistraties gemeente Breda" vaststelt het dan van het aller
grootste belang is, dat daarbij is geregeld aan wie de per
soonsgegevens worden verstrekt. In deze verordening zijn
die zaken inderdaad geregeld, op het bekende artikel 12 na,
waarin mogelijkheden zitten om uitzonderingen te maken.
Over die uitzonderingen hebt U in de commissie gezegd: dat
is toch met een aantal waarborgen omkleed, die ook in arti
kel 12 zijn vermeld. Maar er zijn toch uitzonderingen, waar
op we als raad weinig zicht hebben. U stelt dan: we hebben
altijd de mogelijkheid om achteraf inzage te krijgen welke
gegevens zijn verstrekt, en op die manier kun je controle