28 JUNI 1990
300
wat betreft de Ruitersboslaan, het volgende. Wij hebben net
al met elkaar een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. De
fractie van D'66 gaat er vooralsnog vanuit dat er nu geen
sprake meer zal zijn van planschade. Echter, mocht de plan-
schadecommissie toch van oordeel zijn dat hier sprake is
van planschade, dan gaan wij ervan uit dat dit alleen be
trekking heeft op die huizen die ook, net als aan de Jacob
Catssingel, direct worden getroffen in hun wooncomfort. Ik
wil duidelijk herhalen dat wij, wanneer op formele gronden
een planschade kan worden toegekend, daarmee kunnen instem
men, maar dat andere redenen die vaak wat onzuiver zijn,
door ons niet als zodanig kunnen worden geaccepteerd. Dit
betekent dat wij met het aanhouden van het voorstel zoals
het ligt met betrekking tot de Ruiterboslaan, voorlopig kun
nen instemmen.
De heer GARRITSEN
Mijn fractie was nogal geschrokken van het voorstel dat op
tafel kwam, van de bezwaren van mensen die in de buurt van
de woonwagenlocatie Jacob Catssingel woonden, en de mensen
die woonden rondom de woonwagenlocatie Ruitersbos. Dat zij
in procedure waren om planschade te krijgen was bekend.
Maar de uitspraak van de planschadecommissie heeft ons echt
doen schrikken. Op het moment dat je denkt dat je als loca
le overheid doortastend, voortvarend bezig bent om het de-
concentratiebeleid uit te voeren, op hetzelfde moment waar
op je eigenlijk een beetje in de eindfase zit om die zaak
af te ronden, nog twee locaties moeten in Breda worden aan
gelegd: je dan geconfronteerd wordt met dit soort planscha
des van een commissie, dan denk ik, dat het tijd wordt om
eens te kijken of je daaraan wat meer moet doen door alleen
maar te zeggen ja of neen. Want op het moment, dat we hier
in de raad moeten oordelen of we planschade toestaan voor
de locatie ten aanzien van de Jacob Catssingel, op het mo
ment dat je dat gaat doen, ben je de planschade op een be
paalde manier aan het toepassen. En ik bedoel er dit mee:
je kunt zeggen, als mensen door een ruimtelijke ingreep
schade krijgen dan kunnen ze een beroep doen op artikel 49
en kunnen ze pogen schade te claimen. Maar het is, voorzo
ver mij bekend, met artikel 49 zo, dat je bij normale maat
schappelijke ontwikkelingen in feite voor planschade niet
in aanmerking komt. Dat betekent dat je, op het moment dat
je als landelijk beleid zegt: woonwagenbewoners moet je op
dezelfde manier behandelen als mensen die in woningen wo
nen, het toch niet meer kunt waarmaken om als planschadecom
missie te komen met een voorstel in de zin van: er wordt nu
een aantal woonwagens neergezet en op grond daarvan gaan we
een schadebedrag uitkeren. De schadebedragen liegen er niet
om. Voor de Jacob Catssingel gaat het om een behoorlijk be
drag dat door de schadecommissie naar voren wordt gebracht.
Ten aanzien van de Ruitersboslaan, waar we de zaak nog even
op termijn stellen, is de zaak eigenlijk nog veel ernsti
ger. Het is zo dat de percentages van de taxatiewaarden die
daar worden geclaimd echt gigantisch zijn. Het rijst de per-