28 JUNI 1990 304 daan. Er waren wat omstandigheden waarom de commissie dat niet kon. Maar het is wel zo, dat er ook allerlei juridi sche procedures weer kunnen lopen tegen het bestemmings plan. Het is niet zo dat wij dat allemaal direct in de hand hebben. De rechtsgang is voor iedereen toegankelijk en het zelfde, en als men daarvan gebruik wil maken, dan kan dat weer oponthoud met zich meebrengen. Daar kan ik niets aan doen, maar we zullen aandringen op een snelle afwikkeling door de schadebeoordelingscommissieVerder zijn het voor het grootste gedeelte allemaal stemverklaringen. Ik wou het hier eigenlijk maar bij laten. De heer VAN DE STEENOVEN Ik wil om twee dingen in een keer duidelijk te maken in de eerste plaats nog eens duidelijk stellen dat ook de Partij van de Arbeid in het algemeen niet tegen een uitkering van planschade is, mits er maar concreet wordt aangetoond dat er sprake is van echte schade die voor iedereen herkenbaar is. Dat wil ik hier met nadruk stellen. Dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd. En dan wil ik eventjes reageren op mevrouw Van Bergen. Als U zegt dat ik simpel redeneer, dan zeg ik: dan luistert U niet goed. Want ik heb niet ge zegd dat ieder, die gebruik maakt van de mogelijkheden van de wet op de ruimtelijke ordening om planschade aan te vra gen, discrimineert. Dat heb ik absoluut niet gezegd. Ik vind alleen dat, als je dan gaat bepalen of er schade is, en je stelt op een gegeven moment vast dat de mensen in hun concreet woongenot of in de uitoefening van hun beroep to taal niet worden geschaad, als je dan bovendien vaststelt dat Mevrouw VAN BERGEN-NIJEHOLT Wie bepaalt dat, meneer Van de Steenoven? Wij hebben een on afhankelijke commissie daarvoor ingesteld, en die heeft dat beoordeeld. Die heeft de taxaties gedaan voor en na de plaatsing, en die heeft dat aan het licht gebracht en die hebben wij daarvoor ingesteld als raad destijds en dan heb ben wij dat advies te respecteren. De heer VAN DE STEENOVEN Die commissie heeft bepaalde bedragen vastgesteld, maar heeft voor mij niet aangetoond dat het woongenot van de men sen in het Ruitersbos of de Jacob Catssingel op de een of andere manier is geschaad. Ik kan het me ook nauwelijks voorstellen als je de afstand ziet tussen waar de woonwa gens nu staan en waar die mensen zelf wonen. Als daar spra ke is van schade, dan zou ik wel eens willen weten hoe groot de schade dan wel niet is, of zou zijn, als je met die redenering meegaat in al die andere woonwagenlocaties, waar de afstand tussen de woningen en woonwagens veel gerin ger is. En wat blijkt nu juist? Op die locaties waar de af stand tussen de woonwagens en woningen veel kleiner is, zijn de problemen en de conflicten tussen woonwagenbewoners en sedentaire bewoners veel minder. Ik denk dat het woonge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 304