1 FEBRUARI 1990
31
kijken in hoeverre het bestuur van Boeimeer deel zou kunnen
uitmaken van het bestuur van de nieuwe school. Het is duide
lijk dat er gestreefd wordt naar een bestuursvorm die het
mogelijk maakt het bestuur van Boeimeer te laten participe
ren in het bestuur. Bij een openbare school is dat op dit
moment onmogelijk, omdat wij spreken over integraal be
stuur. Middels een bestuurscommissie en die discussie wordt
op dit moment gevoerd, zou dit wel mogelijk zijn. Wij heb
ben duidelijke afspraken gemaakt met het bestuur van Boei
meer, dat in ieder geval bij het besturen van de school re
kening wordt gehouden, en dan denk ik vooral aan de rechts
positionele kant van de zaak, met de belangen van Boeimeer.
Dat kan middels een overeenkomst, want wij hebben op dit mo
ment geen andere constructie, omdat wij integraal bestuur
hebben. Wij hebben U ook gemeld dat er een discussie gaande
is of dat het beter zou zijn het openbaar voortgezet onder
wijs en het openbaar basis onderwijs te laten besturen door
bestuurscommissies. Wij zijn daar zelf nog niet helemaal
uit. Ik denk dat in de diverse fracties daarover zeer ver
schillend wordt gedacht. Het college heeft wel opdracht aan
de dienst welzijn gegeven om exact op een rijtje te zetten
wat de personele, financiële en andere consequenties zijn
bij het overdragen van het bestuur aan een bestuurscommis
sie, voor zover dat wettelijk mogelijk is. Want wij spreken
over openbaar onderwijs en dat zal zeker ook ten aanzien
van de bestuursvorming, als wij praten over een bestuurscom
missie of een integrale bestuursvorm, zijn beperkingen heb
ben. Anderzijds vind ik wel dat wij die discussie moeten
aangaan. Er zijn in den lande, en er is nogal wat onderzoek
geweest, zeer positieve ervaringen. Maar gisteren heb ik
nog gesproken met de wethouders van de vier grote steden,
en gebleken is dat er ook wat minder positieve ervaringen
zijn met het besturen van het openbaar onderwijs door be
stuurscommissies. Ik denk dat die discussie ook in de com
missie onderwijs en educatie uitgebreid aan de orde zal ko
men. De heer Boer spreekt ook over een mogelijke poot econo
misch onderwijs. Ik wil er wel op wijzen dat daarvoor dan
draagvlak moet zijn. Als op dit moment het aanbod van het
lager economisch en administratief onderwijs voldoet aan de
vraag, dan kunnen wij wel best iets willen, maar wat is dan
de realiteit als het draagvlak, de basis, het potentieel
voor een aparte economische afdeling in Breda-Noord niet
aanwezig is. Ik denk dat, als er signalen zijn dat daarvoor
wel degelijk een draagvlak is, die dan ter bestemde plaatse
komen. Tot op heden is dat nog niet gebeurd. In het verleng
de daarvan kom ik op de opmerking van de heer Garritsen:
M.B.O., L.B.O., wat moeten wij doen om meer openbaar voort
gezet onderwijs in Breda te stichten? Mijn vraag aan de
heer Garritsen is: welke signalen heeft hij dat dat ook zou
moeten gebeuren? Als U weet dat wij binnen het openbaar
voortgezet onderwijs beroepsonderwijs, gymnasiumonderwijs
nu ook een rijksschool in de Haagse Beemden, die binnenkort
een openbare school zal worden, welke signalen zijn er dan
om ook in het beroepsonderwijs op basis van de prognoses en
planprocedures op initiatief van de gemeente over te gaan