27 SEPTEMBER 1990
338
ben en die navolging zal ondervinden in den lande via het
overnemen van het convenant van Breda, in de waagschaal te
stellen. Ik heb overigens, en dat heb ik ook afgelopen dins
dag gezegd, op zich begrip voor het feit dat U zich zorgen
maakt over de kansspeelautomaten in de droge horeca, omdat
ook daar de drempel laag kan zijn. Vandaar dat het college
heeft besloten in sportkantines et cetera geen kansspeelau
tomaten toe te laten. Wij hebben afspraken gemaakt over re
gulering. In feite heeft de branche in belangrijke mate
zichzelf regels gesteld. Een belangrijke rol daarbij was
dat er op dit moment in Breda geen fundamentele indicaties
zijn, om te stellen dat hier sprake is van een groot versla
vingsprobleem. Ik geloof dat wij ons in dat opzicht ook
geen problemen moeten aanpraten. Als die indicaties er wel
waren geweest, dan had het college wellicht in het verleden
besloten tot het houden van een onderzoek tegen de kosten,
zoals ik die al eens een keer heb genoemd, van zo'n
75.000,tot een 100.000, Ik zal pogen om ook de
heer Garritsen vanavond bij dit onderwerp aan de zijde van
het college te krijgen. Als inderdaad zal blijken dat in de
droge horeca sprake is van een verslavingsprobleem, dan
denk ik dat het voor de hand ligt dat het college na die
evaluatieperiode van twee jaar met de exploitanten rond de
tafel gaat zitten. Want wat gebeurt er defacto: het aantal
automaten in de droge horeca wordt teruggebracht met zes
tig. En zo'n zeventig a tachtig blijven erover. Met andere
woorden: de verleiding wordt in dat opzicht al minder. Het
ligt dus eigenlijk niet zo voor'de hand om~te vermoeden dat
de beperkingen van het aantal automaten in de droge horeca
leiden tot een massale tocht naar de droge horeca in Breda
om daar nog eens de laatste guldens van het zakgeld te ver
gokken. Overigens de verslaving in Nederland op het gebied
van de kansspeelautomaten vindt niet plaats in zaken zoals
door de heer Garritsen genoemd: fritestenten et cetera en
ook niet in gelegenheden waar de schooljeugd even langs
komt. Als er sprake is van verslavingsgedrag dan gebeurt
dat over het algemeen in andere gelegenheden.
De heer KOEKKOEK
Voorzitter, bij interruptie, ik vind niet dat U het versla
vingsprobleem moet gaan bagatelliseren. Het gaat er juist
om, dat de droge horeca het drempelverlagende effect heeft
om te komen tot. U bent het nu aan het bagatelliseren en
daarmee ben ik het niet eens.
De VOORZITTER
Het is Uw goed recht om het niet met mij eens te zijn. Maar
dat neemt niet weg dat ik mijn betoog voortzet en dat komt
erop neer dat in de praktijk, en ik heb U eerder verteld
dat ik dit onderwerp jaren geleden uitvoerig in het parle
ment zelf heb mogen behandelen, de ervaringen leren dat de
verslaving niet ontstaat in de droge horeca en zeker niet
als het gaat om jeugdigen. Ik geloof overigens ook niet in
het verhaal dat de laagdrempeligheid van de droge horeca de