27 SEPTEMBER 1990 344 ten, die zich overigens voornamelijk op een of twee bedrij ven concentreren. Iedereen weet dat een groothandel op een industrieterrein ook wel eens een keertje detailhandel pleegt. Dat wil zeggen dat de kopers aldaar ook wel eens voor privé-huishouden kopen. Maar grosso modo is dat in Bre da redelijk in de hand gebleven. Wat dat betreft denk ik dat wij het beleid dat wij tot dusverre hebben uitgevoerd en zijn nalevingsverordening onverkort moeten voortzetten. Een belangrijke hulp daarbij is de middenstand zelf, die de eerste is om direct signalen af te geven, wanneer er iets fout gaat. Zo heeft de gemeente regelmatig, op basis van signalen uit datzelfde bedrijfsleven, kunnen voorkomen dat er bijvoorbeeld in grootschalige horeca-aangelegenheden par tij verkopen plaatsvonden van bontjassen tot en met parfums, tafelzilver en noem maar op. Ik denk dat wij wat dat be treft het beleid gewoon moeten voortzetten en moeten probe ren de naleving zo goed mogelijk in de gaten te houden. Met betrekking tot de opmerking over de meubelbranche het vol gende. De heer Bokkelkamp heeft al terecht gezegd dat het initiatief op het industrieterrein Moleneind-Oost nu in ie der geval van de baan is, omdat de initiatiefnemer zich heeft teruggetrokken. Dat heeft luid en duidelijk in alle kranten gestaan. Het gevolg daarvan is wel, dat ondergete kende alsmede het college en de dienst economische zaken steeds meer signalen krijgen dat er elders in de regio en zelfs daarbuiten, te beginnen met de buurtgemeente Etten- Leur, via Roosendaal tot in het Zeeuwse toe, op dit moment gesprekken plaatsvinden en initiatieven worden genomen om tot een meubelboulevard te komen. Ik denk dat je je inder daad moet afvragen of je dat maar op zijn beloop moet la ten. Er is kennelijk vraag naar een meubelboulevard. Dege nen die daarin willen investeren hebben een marktonderzoek gedaan en zijn tot de conclusie gekomen, dat dat voor de re gio West-Brabant een aantrekkelijke zaak is. Voor mij staat dan vast, dat het er op enig moment ook gaat komen. Vanuit die optiek zeg ik, als het dan gaat komen in het Westbra bantse, dan is Breda natuurlijk bij uitstek dé plaats waar het zich moet gaan afspelen. Ingevolge de nota zoals die hier ligt kom je tot de constatering dat het in het kernwin- kelapparaat niet kan, direct daar omheen zal het moeilijk zijn, dan zou eventueel de derde stap van de nota in wer king treden. Collega Rattink, ondergetekende en ook collega Römkens zijn op dit moment doende, om te kijken of zich mo gelijke initiatieven in dit verband op een van die plekken zouden kunnen afspelen. Dat betekent dat het grondbedrijf, de dienst economische zaken en de sector ruimtelijke orde ning betrokken zijn bij het zoeken. In ieder geval is er bij het college, mijnheer Bokkelkamp en mijnheer Dubbelman, duidelijk de intentie om vanuit een positieve invalshoek te kijken naar de mogelijkheden voor een meubelboulevard in het Westbrabantse met de bedoeling die randvoorwaarden te scheppen dat het in Breda gaat plaatsvinden. Wij vinden als zich dat zou moeten voltrekken, dat dat toch de meest aange-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 344