1 FEBRUARI 1990 39 bebouwd gaat worden. Terecht dat die commoties er zijn, maar het geeft gelijk de beperkingen aan van de verdich ting. Dat betekent dat wij naar buiten moeten kijken. In de structuurvisie zijn twee locaties aangegeven. Nu doet zich bij één van die locaties, die wij hebben aangewezen, de mo gelijkheid voor om daar een eerste stap in te zetten. Ik ben het overigens niet met de heer Van den Wijngaard eens, dat buurmans grond maar een keer te koop is. Je kan het meerdere keren kopen, alleen stijgt de prijs dan enorm. Dus, als je de eerste kunt zijn, moet je zorgen dat je de eerste bent. De heer VAN DEN WIJNGAARD Wij zeggen dat wij dezelfde grond zelf kopen en niet blij ven verkopen; dat is niet de bedoeling. De heer DE BRUIJN Er zijn mensen die daar anders over denken, meneer Van den Wijngaard, en daarvan zeer rijk zijn geworden. Als gemeente moeten wij dat niet doen. Wij hebben nu een kans om een eer ste stap te zetten in een mogelijke ontwikkeling in het ge bied tussen Bavel en IJpelaar en ik denk dat het belangrijk is om die ontwikkeling zelf in de hand te kunnen houden. En om dat te doen, zou je zelf ook grondeigenaar moeten zijn. Het is leuk en aardig als projectontwikkelaars of derden de kans schoon zien om een ontwikkeling op die locatie te gaan uitvoeren, maar de vraag is: welke ontwikkelingen daarna zullen plaatsvinden, die zijn veel moeilijker in te schat ten. Wij vinden wel van belang dat er duidelijkheid gegeven wordt in het tijdspad dat we zullen aannemen. Dat geldt niet alleen voor deze locatie, maar ook voor de locatie Steenakker. In welk tijdspad willen wij het een en ander re aliseren? Wij moeten wel oppassen dat een en ander gestroom lijnd plaatsvindt en dat niet alles tegelijk op ons afkomt, waardoor wij de bouwlocaties op een gegeven moment niet meer aankunnen ofwel dat we er op een bepaald moment toch nog te weinig hebben. Van de kant van Nieuw Ginneken is de verontrusting enigszins begrijpelijk. Hoewel hun structuur plan aangeeft dat daar bebouwingsmogelijkheden zijn, denk ik dat het mogelijk moet zijn om in goed overleg te zorgen dat daar een uitbreidingsmogelijkheid plaatsvindt. De gelui den, voor zover zij via de pers ons bereiken, zijn niet con sequent negatief. Ik denk dat wij er in goed overleg en met de juiste planning en met begrip voor de situatie ter plaat se, dat wil zeggen: zorgen dat een bepaalde geleding tussen de beide woongebieden die reeds bestaat gehandhaafd blijft, en dat het karakter dat het gebied kent zoveel mogelijk overeind gehouden wordt, best uit moeten komen. Ik heb be grepen dat met de gemeente Nieuw Ginneken regelmatig over leg is gevoerd en nog gevoerd zal worden. Misschien kan de wethouder daarop ingaan? Hoe denkt zij vorm te geven aan het geheel en welk tijdspad zij daarbij heeft? Met de aan koop kunnen wij akkoord gaan. De heer GARRITSEN

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 39