27 SEPTEMBER 1990
400
214. PLAATSEN VAN NOODLOKALEN BIJ DE S.O.-SCHOLEN LANDHEI-
NING 6 EN DIRK HARTOGSTRAAT 10.
215. AFVLOEIINGSREGELING TEN BEHOEVE VAN HET ONDERWIJSSTEU
NEND PERSONEEL VAN COOTH SCHOLENGEMEENSCHAP.
Akkoord.
216. OPRICHTEN VAN EEN FACILITAIRE DIENST VOOR DE GEMEENTE
LIJKE ORGANISATIE.
De heer GARRITSEN
Eén punt dat in de commissie uitdrukkelijk aan de orde is
geweest en waarop ik geen echte toelichting hoef te geven,
breng ik nog even onder de aandacht. Waar het ons bij de op
richting van" de facilitaire organisatie om ging was het uit
gangspunt dat zou worden gehanteerd namelijk dat er geen ge
dwongen ontslagen zouden zijn. In het preadvies dat nu voor
de raad op tafel ligt staat: we streven ernaar. We vinden
dat wat te zwak. En samen met de P.v.d.A. hebben we in de
commissie gezegd dat het een goede zaak is dat we de eis,
die normaal gesproken ook een vakbond stelt, dat geen ge
dwongen ontslagen zullen plaatsvinden als politieke rand
voorwaarde bij deze operatie vastleggen. Daarom wil ik een
motie indienen.
De door de fractie van Groen Links ingediende motie luidt
als volgt:
MOTIE
De leden van de raad der gemeente Breda,
gelet op artikel 31 van het reglement van orde voor de ver
gaderingen van de raad der gemeente Breda;
stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt:
de raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op donder
dag 27 september 1990, behandelend het voorstel van burge
meester en wethouders tot oprichting van een facilitaire
dienst voor de gemeentelijke organisatie (agendapunt 216)
is van mening dat,
het gestelde in hoofdstuk 5 (personeel) van het preadvies
aanscherping behoeft in die zin dat streven om gedwongen
ontslagen te voorkomen vervangen wordt door een andere
tekst
verzoekt daarom het college van burgemeester en wethouders:
als uitgangspunt voor de overgang van het personeel naar de
facilitaire organisatie te hanteren, dat er geen gedwongen