1 FEBRUARI 1990 42 handhaving van een stuk natuurlijk landschap, waarvoor de P.S.P. steeds pleit, onderschrijf en dat ik het een slechte zaak vind om tot uitbreidingen over te gaan die in dat ge bied niet passen. Ook de provinciale planologische commis sie heeft diezelfde opvatting. Dus ik denk dat dat een heel consistent beleid is. Ik denk ook dat je dan eerder met de opmerking van Nieuw Ginneken kunt meegaan, dan met de opvat ting van Breda over de omvang van de uitbreiding, want nog maals die zie ik niet zitten. De burgemeester heeft, toen het punt aan de orde kwam, aangegeven dat hij nog een bij drage wil leveren en zal ingaan op de contacten die er op bestuurlijk niveau zijn geweest. Ik vind dat ook van belang om te weten. De heer Hartens zei al dat hij had begrepen dat het geen overleg was geweest. Die informatie heeft mij ook bereikt. Het zou alleen een telefoontje zijn geweest tussen twee burgemeesters over deze belangrijke zaak en dat vind ik dus tamelijk onzorgvuldig. De heer SCHARFF Ik denk dat ik vrij kort kan blijven. Ik wil toch even te rugkomen op de woorden van de heer Martens over flexibili teit. Ik vind dat je flexibel moet kunnen optreden als daar voor een gegronde reden is. Nu is er een reden. Maar ik vind dat je eigenlijk nauwelijks aan de raad kunt vragen om op zulke verzoeken in te gaan en zulke voorstellen kunt voorleggen op het moment dat die een niet onomstreden karak ter hebben. Ik denk dat dat de kern van de zaak is. Als je uitgaat van een aantal aannames dan zou er een zekere logi ca in het voorstel kunnen liggen en dan zou je ook kunnen zeggen: op grond daarvan moeten wij dat nu doen. Maar dat is niet het geval. We praten over een Bredase structuurvi sie die niet onomstreden is en die in ieder geval een aan tal kritiekpunten ontmoet. Voorts praten we over een visie die in Nieuw Ginneken leeft, maar nog niet eens is vastge steld. Op dat moment zegt Breda: wij kopen gewoon grond aan. Dan denk ik, afgezien van het feit of dat nou bestuur lijk zo verstandig is in relatie tot je buurgemeente, dat je echt een groot risico neemt en dat je dat eigenlijk ook in gemoede niet aan de raad kunt vragen om dat op dit mo ment te doen. Het enige dat het college hiermee in ieder ge val bereikt, is dat er een wederzijdse afhankelijkheid tus sen beide gemeenten ontstaat; in die zin: dat Breda als toe komstige eigenaar van een stuk grond een zekere invloed heeft op een aantal ontwikkelingen dat Nieuw Ginneken wel licht daar wil hebben en omgekeerd. Door die aankoop zet je als het ware de zaak wat onder druk. Als je dat weer kop pelt aan je relatie met je buurgemeente en de opmerkingen van de P.P.C. over stadsregionale aanpak, dan vind ik dat dit voorstel niet kan, zoals het op dit moment wordt voorge legd. Mevrouw VAN BERGEN-NIJEHOLT Allereerst wil ik graag stellen dat de V.V.D.-fractie het college prijst om zijn slagvaardig handelen, door met dit voorstel te komen. Nog pas enkele maanden geleden heeft in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 42